Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Samaritaan

betekenis & definitie

Overbekend is de „Barmhartige Samaritaan” uit de schone gelijkenis van Christus, die in tegenstelling met den Joodsen priester en den Leviet, zijn hulpbehoevenden naaste niet voorbijging, maar hem met al zijn macht bij stond. De gelijkenis wordt nog veel treffender, omdat de Joden een diepen haat en afkeer tegen de Samaritanen koesterden.

Oorspronkelijk was Samaria zowel de naam van een landstreek als van een stad in het door de tien stammen Israëls bewoonde deel van Palestina. Na de wegvoering der tien stammen naar Assyrië werd het ontruimde gebied bevolkt door heidense kolonisten, die zich vermengden met achtergebleven Israëlietische bevolkingsresten en ook den Joodsen godsdienst gedeeltelijk overnamen.

Deze, naar Joodse gevoelens, afschuwelijke vermenging van ras en vooral van godsdienst, was de oorzaak van den onoverwinnelijken afkeer van de Joden tegen dit volk. Zij noemden hen Cutheëers of Samaritanen, dit laatste in de betekenis van ons „aartsketters”.

Later, na den terugkeer der twee stammen (Juda en Benjamin) uit de Babylonische ballingschap, trachtten de Samaritanen zich als goede stam- en geloofsgenoten bij de Joden aan te sluiten en aan den tempelbouw deel te nemen, doch zij werden verstoten en sinds dien ontstond tussen de beide volken een vijandschap, die de eeuwen door stand hield. De Samaritanen stichtten een tempel op den berg Gerizim en namen den Pentateuch — de vijf boeken van Mozes — als heilig wetboek aan.

In 69 n. Chr. kwam een groot aantal hunner om bij den opstand der Joden tegen de Romeinen, waaraan de Samaritanen, ondanks hun haat tegen de Israëlieten, toch deelnamen.

In latere eeuwen gingen velen hunner tot het Christendom over, doch geheel verdwenen zij niet, want nog heden ten dage bestaan hun sporen in den vorm van een Samaritaanse gemeente van ongeveer 150 zielen, die wellicht nog van hen afstamt, in Nabloes (Sichem).