Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Noordse mythologie

betekenis & definitie

is de samenvatting der mythen, waaruit de godsdienstige begrippen spreken der volken, die de Noordelijke landen van Europa bewoonden, alvorens het Christendom er ingang vond. De bronnen, waaruit wij onze kennis omtrent deze begrippen putten, zijn dezelfde als die der Germaanse mythologie (zie de artikelen „Asen”, „Edda” en „Germaanse mythologie”); de namen van sommige goden verschillen echter enigszins: Wodan heet hier Odin, Donar wordt Thor en Zio wordt Thyr genoemd.

Wonderlijk is de voorstelling, die zich de oude Vikingers en Noormannen omtrent de schepping der wereld maakten. In den beginne was er hemel noch aarde, maar alleen een woeste ruimte, een soort chaos, Ginnungagap genoemd. Toen ontstonden er twee werelden: de ene in het Noorden, Niflhejm, het rijk van mist, ijs en koude; de andere in het Zuiden, Muspelhejm, de wereld van het licht. Uit Niflhejm stroomden twaalf rivieren naar het Zuiden, het water van deze stromen voerde geweldige ijsblokken mee. Naarmate de rivieren Muspelhejm naderden, smolten deze ijsblokken, en door de samenwerking van koude en hitte ontstond er een levend wezen, de reus Ymir, van wie de rijp- of ijzelreuzen afstammen. Tevens was er uit de ijsblokken een koe, Audhumbla, ontstaan, die met haar melk Ymir voedde.

De koe likte aan de ijsblokken en er kwam na drie dagen een wezen uit het ijs te voorschijn. De sage noemt hem Boeri en vertelt verder, dat diens zoon Bolthorn de dochter van den reus Ymir huwde. Zij hadden drie zonen: Odin, Wili en We. Dit waren de eerste goden, die den hemel en de aarde schiepen. Zij doodden den reus Ymir en vormden uit zijn schedel den hemel, uit zijn bloed de zee, uit zijn beenderen de bergen, uit zijn kiezen de stenen, uit zijn haar de bomen, en uit zijn brein de wolken. Uit het vlees van den doden reus kropen de dwergen, die zich in de holten in het binnenste der aarde verborgen.

Uit vuurvonken, die de wind van Muspelhejm uit aandroeg, maakten zij ten slotte de zon, de maan en de sterren. De aarde was rond en door de wereldzee omgeven. Aan het strand vond Odin twee bomen, een es en een els, en uit dit materiaal schiepen de drie goden de beide eerste mensen: uit de es Askr, den man, en uit de els Embla, de vrouw. Odin schonk hun ziel en leven, Wili gaf hun verstand en gevoel, en We gezicht, gehoor en taal. Van dit mensenpaar stammen alle volkeren der aarde af. De eerste mensen hadden een zwaren strijd te voeren tegen de reuzen, die de mensen haatten en met vernietiging bedreigden, niet alleen door middel van natuurrampen, maar ook door vreselijke monsters, gif- en vuurspuwende draken op hen af te sturen.

Maar de goden beschermden hun schepselen en grepen niet zelden persoonlijk op wonderbaarlijke wijze in, wanneer het gevaar ten top gestegen en redding schijnbaar onmogelijk was. Elke god had onder de mensen zijn lievelingen, wien hij na zware beproevingen zijn volle gunst schonk.

De sage van Harald en Hilde is een even schone als romantische illustratie voor deze zorg der goden voor de mensen.

Zij luidt als volgt:

De mensen, die Midgard bewoonden, hadden van de woede der reuzen en draken veel te lijden. Honger en koude, overstromingen en vuur hadden een groot gedeelte van het ras gedood. Er waren nog slechts een paar duizend in leven, die in drie gouwen woonden en die door drie koningen geregeerd werden. De jonge koning Harald heerste in Hördhaland, koning Skadhi in Skadhaland en koning Frodhi in Gosland. Hilde, de liefelijke dochter van Frodhi had haar hart aan koning Harald geschonken en ook hij beminde haar met geheel zijn ziel. Maar ook Skadhi begeerde Hilde tot vrouw, en ofschoon koning Frodhi Harald welgezind was, weifelde hij zijn toestemming tot het huwelijk te geven, omdat hij den machtigen buurman Skadhi vreesde.

Door bittere ijverzucht gedreven, was deze reeds Hördhaland binnengevallen en had zodoende den oorlog tegen Harald ontketend. Dit was nu juist naar den zin der reuzen en van den valsen Loki, die hoopte, dat de mensen nu elkander zouden uitmoorden. Toen besloten Odin en Frigg hen te beschermen. Maar eerst wilden zij de beide mensenkinderen op de proef stellen, of zij dezen bijstand ook verdienden.

Harald ging op een morgen over de heide naar een eik, waar hij zijn beminde Hilde zou ontmoeten. In gedachten verdiept, ging hij voort en schrok hevig, toen plotseling Odin in zijn volle heerlijkheid en in den glans van Asgard (hemel) voor hem stond.

Harald had zich weldra hersteld en vroeg toen de machtige godheid, wat deze van hem wenste. Odin antwoordde: „Gij bemint Hilde. Doch het noodlot, waaraan ook wij goden onderworpen zijn, heeft bepaald, dat Haralds volk verslagen zal worden, als Harald Hilde tot vrouw neemt.” Na enige pijnlijke momenten verklaarde Harald afstand van haar te doen; doch hij verzocht Odin haar te zeggen, waarom hij afstand van haar deed en dat hij haar nog van heler harte beminde. Doch dit alles was Odin niet genoeg. Slechts een bloedoffer kon het volk redden: „Dood Hilde, daar slaapt zij.” Harald verklaarde zichzelf te willen doden. Doch het noodlot eiste Hilde.

Na harden tweestrijd zeide Harald haar te zullen doden. Doch eerst zou hij haar wekken en dan zou zij vrijwillig in den dood gaan. „Vervolgens ga ik,” verklaarde Harald, „naar den vuurspuwenden draak, spring hem in den mond en dood hem al stervende. En dan volg ik Hilde in de hel.” Odin zegt nu, dat na een dergelijke daad Walhalla voor hem open staat. Doch Harald kiest niet Walhalla, maar Hilde en Hel.

En nu zegt Odin hem, dat hij de proef doorstaan heeft en mooi heeft gewonnen.

Intussen vindt Hilde, die ook op weg naar den eik was, een vieze bedelares in lompen, met zweren bedekt, aan den weg liggen. Zij wil eerst de vrouw laten liggen, doch bedenkt zich; ziet, dat zij nog leeft, geeft haar water, richt haar op en ondersteunt haar bij het verder gaan.

„Frigg zal u belonen,” zeide de oude heks. „Veeg nu ook den bijtenden etter van mijn wangen.” Even aarzelt Hilde. Dan veegt zij den etter weg en daarna wil zij het vrouwtje naar haar huis brengen om haar daar te verplegen. En toen geschiedde het wonder. De bedelares werd de grote godin Frigg. En zij zeide: „Deze proef hebt gij doorstaan. Doe nu afstand van Harald, anders zijn uw vader en uw familieleden tot den ondergang gedoemd.” Hilde twijfelde even, doch plots richt zij zich op: „Gaarne wil ik mijn leven offeren, maar nooit mijn liefde en trouw.” En toen omhelsde haar de Hemelkoningin, toen kwam Odin met Harald aan, toen was er harpenspel in Asgard en toen leefden zij lange jaren gelukkig met elkaar.

Dit is de sage van de beide koningskinderen, door wier trouw het menselijk ras gered werd van den ondergang, waarmee de vijandschap der reuzen het bedreigde.

Belangwekkend zijn verder de verhalen, hoe Thor zijn hamer verloor, hoe Odin tot Erda afdaalde, verder Balders dood en het dramatisch verhaal van den laatsten tijd der Goden en den ondergang der wereld.