Onder dezen naam staan in de geschiedboeken aangetekend de krijgstochten, die van ongeveer 1100 tot 1300 n. Chr. door Westerse volken werden ondernomen ter vestiging van het Christelijk gezag in het Heilige Land.
Reeds sinds ongeveer 950 hadden de vrome pelgrims, die naar de gewijde plaatsen der Christenheid in Palestina ter bedevaart togen, bitter te lijden van de aanvallen der Muzelmannen, doch eerst tegen het einde der 11e eeuw namen de mishandelingen en plunderingen ontzaglijke afmetingen aan. Al meer dan een halve eeuw was de lucht in West-Europa vol van geruchten over de aanstaande verovering van het Heilige Land door een eensgezinden opmars van een ontzaglijk internationaal heir en toen Peter van Amiëns, bijgenaamd de Kluizenaar, voorzien van smeekbrieven van Simson, patriarch van Jeruzalem en met den zegen van paus Urbanus, in 1094 zijn propagandatocht door Italië en Frankrijk aanving, viel het hem niet moeilijk de gemoederen in geestdrift te doen ontvlammen.Er hebben in het geheel zeven kruistochten plaats gehad, ongerekend enige pogingen van ongeregelde scharen, die reeds in den aanvang mislukten. De eerste goed georganiseerde kruistocht, eigenlijk de enige, welke een enigszins blijvend succes heeft behaald, had plaats onder leiding van Godfried van Bouillon, die erin slaagde Jeruzalem te veroveren en daar tot koning werd gekroond. In de daarop volgende jaren taande allengs de macht der Westerse veroveraars, hoewel in den loop van twee eeuwen door de vorsten van de machtigste rijken van dien tijd, telkens weder pogingen werden gedaan, om het christelijk gezag in het Heilige Land blijvend te vestigen; de onderlinge verdeeldheid, het klimaat en vooral de taaie tegenstand der sluwe en dappere Muzelmannen deed al die pogingen met een ontzettend verlies aan mensenlevens en rijkdommen, op niets uitlopen. Het eigenlijke doel is dus nimmer bereikt, maar toch heeft Europa door de kruistochten veel gewonnen. Een nieuwe, Oosterse wereld met een oude, hoogontwikkelde cultuur, bloeiende kunst en ver gevorderde wetenschap, opende zich voor de verbaasde, mogelijk wat zelfgenoegzame ogen der Westerlingen, wier beschaving bij deze kennismaking slechts kon winnen. Ook werden de wegen voor een nieuw handelsverkeer gebaand en door de gezamenlijke tochten leerden de verschillende volken elkander beter kennen. De adel, van wien er duizenden in den strijd gebleven waren, verloor veel van zijn macht, de steden kwamen tot groter welvaart en aanzien; de samenleving schikte zich tot nieuwe machtsverhoudingen.