dienen, om de samenstelling van den bodem te leren kennen en dus ook o.a. om te onderzoeken, of de bodem delfstoffen bevat of petroleum of (in waterarme gebieden) water.
Het goedkoopste systeem is, dat men een heel diepen kuil graaft; men kan zo tot 80 Meter diepte graven.
Tegenwoordig doet men het echter haast uitsluitend met mechanische boren.
Naarmate de boor dieper komt, verlengt men het bovenste deel daarvan.
Het materiaal, dat los geboord wordt, wordt meestal met een waterpers boven gebracht. Door de holle stang van de boor perst men dan het water, dat langs den buitenkant van de boor weer opstijgt en ’t losgewoelde materiaal meevoert.
Zo kan men tot over de 2000 M. boren. Stel je dat eens voor.