Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Grassen

betekenis & definitie

„Groen is groen” — was de zinspreuk van iemand, die niet veel voor de natuur gevoelde en wilde aangeven, dat de natuur voor hem alleen maar wat eentonig was.

Zo zou je ook kunnen zeggen: Gras is gras.
En toch — als je op een mooien zomerdag wandelde en je hebt werkelijk eens goed naar dat gras gekeken, dan zullen je de zeer verschillende grassen wel zijn opgevallen, verschillend in grootte en vorm. En dan zie je in ons land alleen nog maar de kleine soorten. In Indië groeien nog het hoge bamboe en het dikke suikerriet. Bij onze weidegrassen hebben we vooral sierlijke en geurige soorten, die zich goed lenen voor fijne boeketten, die ook ’s winters goed blijven; daar heb je bijvoorbeeld het trilgras met korte, dikke bewegelijke aartjes, of het fijne zwenkgras en de stevige vossestaart, de naam zegt je al, hoe het er zowat uitziet. Het „wollegras” is geen gras, omdat het... andere bloemen heeft! Want de grassen hebben ook bloemen, al zou je ze niet gauw herkennen. Het zijn de kleine of grotere knotsjes (aartjes), waaraan je eigenlijk het gemakkelijkst nog de meeldraden op het juiste ogenblik te zien krijgt. Het stuifmeel uit die meeldraden, dat bij grote wolken tegelijk uit de aartjes komt (de grassen worden door den wind bestoven), kan voor den mens wel eens minder prettig zijn. Sommigen zijn n.l. heel gevoelig voor dat stuifmeel in hun neus, waar het prikkelend werkt en dan hevig tranen veroorzaakt, dikwijls met koorts gepaard gaande. Men noemt dat (verkeerd) „hooikoorts”.
Tot de grassen of gramineeën behoort ook het riet en behoren ook de voor ons zo hoogst nuttige granen, waartoe ook de rijst moet gerekend worden. De grassen bedekken zodoende verreweg het grootste deel van ons aardoppervlak.

< >