Door alle eeuwen heen en door alle volkeren werd het goud niet alleen als ruilmiddel, maar ook tot het vervaardigen van sieraden gebezigd. Het komt in de natuur in zuiveren toestand voor en hoeft dus niet door een meer of minder ingewikkeld proces uit ertsen gewonnen te worden; het smeltpunt is betrekkelijk laag (1064° C.), het metaal is rekbaar en gemakkelijk te smeden, het wordt niet door de zuurstof der lucht of door zuren aangetast en het heeft een mooie kleur en glans.
Geen wonder dus, dat de goudsmeedkunst en het goudsmidsbedrijf, om zo te zeggen, zo oud zijn als de wereld. Oorspronkelijk bepaalde men zich ertoe, het metaal met den hamer uit te pletten tot platen, waarin dan aan de achterzijde met de drijfnaald allerlei figuren werden ingeklopt, die aan den voorkant in relief te voorschijn traden. Men werkte deze figuren met een graveernaald bij. Hoe primitief werkwijze en gereedschap ook waren, toch wisten de oude goudsmeden kunstwerken te vervaardigen, die niet voor de moderne sieraden onderdoen. Uit den oud-Grieksen tijd (1200 jaar voor Chr.) is een vaas bewaard gebleven, op het oppervlak waarvan een stierengroep voorgesteld wordt, die algemeen zeer wordt bewonderd.
In de Middeleeuwen, den bloeitijd van de gilden, bereikte ook de goudsmeedkunst een hogen graad van volmaking. St. Eligius was de schutspatroon der goudsmeden. Speciaal in Italië kwam er met de Renaissance nieuw leven, ook in deze kunst. Wij hebben maar te herinneren aan den beroemdsten van alle goudsmeden: Benvcnuto Cellini (zie aldaar).
Bekende Nederlandse goudsmeden van lateren tijd (17de eeuw) zijn Paul en Adam van Vianen, uit onzen tijd Jan Eisenloeffel en de Utrechtenaar Brom; beider naam en faam reiken tot over de grenzen van ons land. In het bezit van het Engelse klooster te Brugge bevindt zich een Ciborium (avondmaalskelk), door J. H. Brom ontworpen en in diens edelsmederij uitgevoerd, dat zeer bekend is.
Zo neemt ook in onzen tijd de Nederlandse goudsmeedkunst een eervolle plaats in. De Rijksvak- en Kunstnijverheidschool te Schoonhoven is de kweekplaats van onze edelsmeden. Hier leren zij systematisch de kunst van het smeden, o.a. van de bekende Zeeuwse knopen en oorijzers — vroeger meer in gebruik dan nu — en van de kunstigste diademen, hangers en broches, die je in de uitstalkasten der juweliers bewonderen kunt.