Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Gas

betekenis & definitie

Wanneer je zo in ’t dagelijks leven over „gas” spreekt, dan bedoel je daarmee natuurlijk het welbekende licht- en stookgas, dat in de keuken bij het koken en bakken een grote rol speelt en vroeger, vóór de toepassing van de electriciteit, ook algemeen voor verlichting gebruikt werd.

Het woord gas is van Vlaamsen oorsprong en waarschijnlijk afgeleid van gisten. De natuurkundige van Helmont (gestorven 1644) gebruikte het woord het eerst voor den damp, die uit gistende vloeistoffen opstijgt en vooral uit koolzuur bestaat.
Over het scheikundig begrip „gassen” zullen we het in een afzonderlijk artikeltje hebben. Maar hier willen we nu in het bijzonder iets van het kookgas vertellen, dat zich nog altijd in de keuken handhaaft als het voornaamste stookmateriaal.
Dit gas is een mengsel van verschillende koolwaterstofverbindingen, brandt met een weinig-licht-gevende, blauwachtige vlam en ontwikkelt een grote hitte. Dat het een eigenaardigen reuk verspreidt, (dien men opzettelijk handhaaft), weet iedereen, die wel eens in de keuken gekomen is, wanneer door onvoorzichtigheid een gaskraantje was opengelaten. Zulk een onvoorzichtigheid kan noodlottige gevolgen hebben, want ten eerste is het gas vergiftig — wanneer het gedurende enigen tijd wordt ingeademd, kan dat den dood tengevolge hebben — en ten tweede vormt het met lucht een mengsel, dat gemakkelijk ontploft. Reeds een mengsel van 1 liter gas met 16 liter lucht is gemakkelijk ontplofbaar, ’t Is maar gelukkig, dat de eigenaardige reuk onmiddellijk de aanwezigheid van het gevaarlijke goedje verraadt. Wie een kamer binnenkomt, waar gas ontsnapt is, hetzij door een openstaande kraan, hetzij door een lek in de leiding, die moet vooral geen lucifer afstrijken, maar direct alle ramen en deuren tegen elkaar openzetten, waardoor het gas wegstromen kan.
Men verkrijgt het stookgas hoofdzakelijk door z.g. droge distillatie van steenkool. Verhit men kolen, hout, turf of petroleum in gesloten ruimten, terwijl men den luchttoevoer afsnijdt, dan ontsnapt er een witachtige damp, die met zwakke, gele vlam brandt. Deze damp bevat het stookgas, maar sterk verontreinigd door koolzuur, ammoniak, stikstof, zwavelwaterstof, zwavelkoolstof, waterdamp enz.
Om het gas voor huishoudelijk en industrieel gebruik geschikt te maken, moeten deze verontreinigingen, die niet alleen het nuttig effect van de brandstof verlagen, maar ook gedurende de verbranding schadelijk voor de gezondheid zouden zijn, zorgvuldig worden afgezonderd.
Zover we kunnen nagaan, werd gas voor practische doeleinden voor het eerst ontwikkeld door den Engelsen Lord Dundonald, die het in 1786 voor de verlichting van zijn landhuis gebruikte. Maar eerst in 1814 werd het lichtgas algemeen bekend, toen in Londen een gedeelte der straten met gas verlicht werd. Tegenwoordig is er geen enkele stad meer, waar niet door ondergrondse gaspijpen de nuttige brandstof naar alle woningen wordt geleid.
In geweldige fabrieken wordt het gas, voornamelijk uit steenkool, gewonnen. Meestal staan ze een eind buiten de bebouwde kom der gemeente, ten eerste om het gevaar, dat de ontplofbare stoffen voor de omgeving zouden kunnen opleveren, maar ook om schoonheidsredenen; want de gashouders, die reusachtige, grijze of zwarte gevaarten, dragen er niet bepaald toe bij, het stadsbeeld te verfraaien. Je hebt die logge torens weleens gezien, als je langs een gasfabriek liep. Het zijn, zoals de naam „gashouder” al aanduidt, de reservoirs, waarin het gas, voor het gebruik gereed, verzameld en onder druk gebracht wordt. Maar voordat het deze reservoirs bereikt, heeft het een hele reeks bewerkingen ondergaan.
Voor de bereiding van gas gebruikt men tegenwoordig algemeen stukken kolen van een vuist groot, die veel waterstof, maar weinig zwavel en stenen bevatten. Met deze kolen vult men retorten uit vuurvast materiaal, z.g. chamotte-retorten, dat zijn 2 à 3 meter lange buizen, gemaakt van bizonder vuurvasten steen, met een middellijn van 45 à 50 c.m. Zij staan in een oven, zó, dat de halzen eruit steken. Uit den hals voert een buis omhoog naar een vergaarbak, waar de uit de retorten opstijgende dampen afgekoeld worden. Dan worden ze geleid naar den condensator, d.i. een stelsel van met lucht of water gekoelde, loodrecht staande buizen, waar teer en water zodanig gecondenseerd worden, dat zij zich van het gas beginnen af te scheiden. De afscheiding wordt voltooid in het volgende zuiveringstoestel, dc scrubber, een met cokes gevulden cylinder, waarover voortdurend water gesproeid wordt.
Is het gas den scrubber gepasseerd, dan bevat het' wel geen teer en geen water meer, maar moet het nog van de andere schadelijke stoffen gezuiverd worden, vooral van koolzuur, zwavelammoniüm en het zeer vergiftige cyaan-ammonium. Dit geschiedt in een reeks toestellen, die met verschillende chemische stoffen, waaronder ongebluste kalk en ijzererts een voorname plaats innemen, gevuld zijn. Het gezuiverde gas wordt door een rotatiepomp, exhauster genoemd, opgezogen en tenslotte in den gashouder geperst. Dat is een reusachtige plaatijzeren toren, die veelal in een met water gevuld, gemetseld bassin staat. Is de gashouder leeg, dan zakt hij bijna geheel in het water weg. Wordt hij gevuld, dan licht het binnenstromende gas het ijzeren gevaarte op. Het gewicht van de geweldige ijzermassa oefent op het gas voldoenden druk uit, om het bij het openen van de kraan in de afvoerbuis en verder in de stad- en huisleidingen te persen.
En wat is er nu van de steenkool geworden, waaruit het gas gedistilleerd werd? Die is in cokes veranderd en die cokes wordt nu gedeeltelijk door de gasfabrieken gebruikt, om in den retortenoven te stoken en gedeeltelijk verkocht, want cokes is een goede brandstof, die grote hitte geeft.