betekent geld of geldwezen, vooral van den staat.
Wanneer je je kasboek opmaakt, dan zeg je zelf natuurlijk ook vaak „even m’n financiën ordenen”, maar gewoonlijk wordt toch het woord financiën in meer „grootse” betekenis gebruikt.
Het is een Frans woord, dat afgeleid is van het oud-Franse finer = betalen.
De financiën van den staat zijn (in den ruimsten en meest algemenen zin) de geldmiddelen van den staat. Het beheer van die financiën berust bij het Departement van Financiën (dat zelf ook wel „Financiën” genoemd wordt), van welk departement het centrale bestuur gevestigd is in een gebouw in den Haag, het ministerie, dat ook weer kortweg „Financiën” wordt genoemd. Onder opperleiding van den minister beheert men daar onze staatsfinanciën en de verdere eigendommen van den staat. Er is dus een heel leger ambtenaren bezig met dat centrale bestuur, terwijl over het gehele land een groot corps ambtenaren bezig is te zorgen, dat de belastingen binnen komen, die voor een belangrijk deel de bron van onze financiën zijn.
Dit geld wordt door „Financiën” beheerd en uitgegeven volgens vaste regels, door de Wet gesteld en binnen het raam van de begroting, door de volksvertegenwoordiging telken jare goedgekeurd.
In den grond worden de staatsfinanciën overigens niet anders beheerd dan de particuliere of die van grote zaken. Een belangrijk verschil is slechts de staatsschuld, die ook onder Financiën behoort, en daar een grote rol speelt, terwijl elders, en speciaal bij particulieren, het hebben van een bepaalde leenschuld niet gebruikelijk is.
Behalve de staat, hebben de provincies, gemeenten en waterschapsbesturen ook hun eigen financiën. Herhaaldelijk komen die financiën, vooral in tijden van crisis, in opspraak en dan hoort men niet zelden scherpe critiek, ook van het staatsbestuur, op het beheer van sommige van die financiën, speciaal gemeente-financiën.
