zijn monniken, die behoren tot de Capucijnerorde, de jongste der drie zelfstandige takken van de door Franciscus in 1209 gestichte orde der Franciscanen. Deze orde werd in 1525 gesticht door Mattheus van Bassi.
De Capijcijnen houden zich streng aan den levensregel van den heiligen Franciscus, dragen zijn klederdracht, o.a. een spits toelopende lange muts (capuccio) en een baard. Zij zijn een toonbeeld van eenvoud en zorgen bij voorkeur voor de minder welgestelden. In het Parijs van vóór de revolutie waren zij belast met het blussen van branden, waarvoor zij zich met den meesten ijver inspanden. Zij mogen geen bezittingen hebben; hun leven is hard en streng.
In 1619 werd de Capucijnerorde door paus Paulus V tot een zelfstandige orde verheven. Zij heeft zich van Italië uitgebreid over Frankrijk, Spanje, Zwitserland, Nederland, Duitsland en andere landen en is in ruim vijftig missie- of zendingsgebieden werkzaam. Het aantal capucijnermonniken loopt ver over de 10.000.
