Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Inwijding van eenen nieuwen Tempel

betekenis & definitie

INWIJDING VAN EENEN NIEUWEN TEMPEL. De plegtigheden, bij die gelegenheid te vieren, worden natuurlijk nu eens minder, dan eens meer gewijzigd door de omstandigheden, of de plaatselijke gesteltenis. Het hierondervolgend Rituaal kan in zoodanige gevallen zeer goed tot handleiding verstrekken, in welke men, naar gelang der omstandigheden, eenige wijzigingen kan brengen.

De tempel zij met smaak, en zoo dit doenlijk zij, ook met bloemkransen, slingers en festoenen van bloemen en loof versierd. De fakkels van den Achtb., van de Opz., des Reden., van den Secret., gelijk al de overige lichten, behooren geheel nieuw te wezen. Wanneer er eenig vlammend licht aanwezig is, behoort ook dit onaangestoken te zijn. Voor het altaar bevinde zich, op smaakvolle wijze, eene wierookvaas geplaatst.

Een der Ceremoniemeesters, de Onderzoeker en de Dekker, die alle drie behoorlijk gewapend moeten zijn, moeten zich binnen in den Tempel en zonder licht bevinden. De poorten moeten behoorlijk gesloten zijn, en zal de Dekker den sleutel in bewaring hebben. De deputatiën der naburige en bevriende Loges, welke uitgenoodigd zijn geworden ter bijwoning der plegtigheid, zoowel als de kommissie uit het Gr. O.: bevinden zich in een afzonderlijk vertrek. De Loge opent hare werkzaamheden in den eersten graad, hetzij in de banketzaal, hetzij in eenig ander vertrek. Na het openen der vergadering noodigt de Achtb. den Secretaris uit tot het voorlezen van het besluit van het Gr.

O.: waarbij de werkplaats wordt geconstitueerd. Onmiddellijk na deze lezing stelt de Redenaar voor, dadelijk over te gaan tot de inwijding, dat, na het daarop gevallen besluit der leden van de Loge, te werk wordt gesteld. De trein is op de volgende wijze zamengesteld: de Standaarddrager en de Zwaarddrager; 2. de Reg. M. tusschen de beide Opz.; 3. de drie Hoofdwaardigheidbekleeders van elke der Loges, die ten gevolge der uitnoodiging zijn opgekomen, gaande naar rang van ouderdom der Loges; 4. de Redenaar en Secretaris der Loge, die ingewijd wordt; 5. de Visiteurs; 6. de leden der Loge, volgens de graden. De stoet begeeft zich naar de buitenste poort des nieuwen Tempels, terwijl de kapel zich onderden marsch en bij de tusschenpoozen doet hooren. De stoet aan de poort gekomen zijnde, geeft de Reg.

M. drie L. slagen met den M.. De Onderzoeker, die zich in den Tempel bevindt, zegt thans luid: ‘BB.! weest op uwe hoede, er bevindt zich iemand voor de poorten des Tempels.’ De reg. M. zegt: ‘Ik hoor binnen in den Tempel spreken.’ Hij klopt en zegt: ‘Wie heeft het durven wagen, in den Tempel door te dringen?’

O. Het zijn de werklieden, die den Tempel hebben helpen daarstellen, en aan wie men de bewaking van denzelven heeft opgedragen.
R. M. ‘Opent de poorten; ik verlang dit in naam der mij verzellende BB..

De Dekker ontsluit de poort, en opent die ten halve, daarbij tevens vragende: ‘Wat wilt gij in dezen Tempel doen?’

R. M. Het werk voltooijen, door dien ter eere van den O. B. v. h. H. toe te wijden aan Hem, aan de deugd en aan de waarheid.
D. (na het openen) Aangezien de Tempel tot een zoo edel doel moet strekken, stel ik u den sleutel ter hand, en zullen wij ons bij u voegen tot het volbrengen van een zoo prijselijk werk. Thans spreekt de R.: M.: de Broeders aan over duisterheid en licht, en over de inwijding, en besluit met een gebed, om eene vonk van het natuurlijk licht, dat door den O.: B.: V.:. h.: H:. in de geheele natuur is daargesteld, en niet minder van dat zedelijk licht, waardoor de V.: M.: aan zijne hooge en edele roeping beantwoordt, en dat door Zijne hulp het ook hier licht moge worden. Hierna ontsteekt hij eene nog niet gebruikte fakkel, en zegt: ‘BB.:! laat ons den Tempel binnentreden, en het werk voleinden, dat wij hebben begonnen.’ Bevindt zich een vlammend symbool in de [ ], dan wordt dit het eerste ontstoken, onder het uitspreken van gepaste woorden, met betrekking tot het gewigtige van het hoogere licht, als onmisbaar tot het veredelen der werklieden, in het pogen naar hun verheven doel, tot het verdrijven van de duisternis der vooroordeelen, ten einde het pad der waarheid steeds en zonder afwijking te kunnen bewandelen. In enkele plaatsen worden eensklaps en te gelijk hiermede ook de overige fakkels ontstoken.

Vervolgens ontsteekt de A.: de fakkels, die den T.: verlichten, daarna uitwijdende over wijsheid, regtvaardigheid en goedheid van den O.: B.:.

Hierna wordt de R.: M.: door twee Ceremoniemeesters afgehaald, en verzeld naar de plaats der Opz.:, waar hij mede de fakkels ontsteekt, daarbij tot onderwerp van zijne woorden nemende, den gloed der deugd, der menschelijkheid en der weldadigheid.

De fakkels des Redenaars en van den Secretaris ontstekende, neemt hij als thema het zedelijk licht, dat de inwijding verschaft, en de leering der teekenpl.: Na het ontsteken van al de fakkels is het hier en daar het gebruik, den wierook te plengen, onder het uitspreken der toewijding aan den O.: B.: aan de waarheid en de deugd.

De A.: naar zijne plaats teruggekeerd, beveelt, onder gepaste uitweiding en leering, het aanvoeren der noodige werktuigen, terwijl hij, bij het aanvoeren van elk werktuig, over gebruik en beteekenis spreekt. Daarna, wordt de keten gevormd en gaat het w.: rond.

Wanneer dit alles is geschied, dan verklaart de A.:, en doet dit aan de kol.-, verkondigen, dat de nieuwe Tempel ter eere van den O. B. van de deugd en van de waarheid is ingewijd, onder den naam van waarop de BB. hunne goedkeuring door toejuiching te kennen geven.

Zoodra dit afgeloopen is, roept hij den Dekker, en zegt hem bij het ter hand stellen van den sleutel des Tempels, dat hij dien aan zijne getrouwe hoede aanbeveelt, en hem het weren van ongewijden opdraagt. Vervolgens verklaart de A. de inwijding volbragt. Is het slechts een nieuw lokaal, dan gaat men onmiddellijk over tot den gewonen arbeid. Is het nogtans eene nieuw opgerigte Loge, of eene werkplaats, die lang heeft gerust, dan volgt de installatie, of reïnstallatie, door eene afgevaardigde van het G. O., te beginnen met het voorlezen van het hierboven vermelde besluit.

Wanneer dit alles is verrigt, dan wordt de tegenwoordigheid aangekondigd van de deputatie uit het G. O., die, zoodra de geloofsbrieven nagezien en goedgekeurd zijn, door eene deputatie van negen MM., gewapend en van fakkels voorzien, wordt binnengeleid, terwijl de A. en de Opz. de deputatie aan de poort ontvangen, en de drie MM. aanbieden. De inhaling geschiedt onder geleide der kapel, onder het stalen gewelf door, en terwijl de MM. aanhoudend slaan.

De Voorzitter der deputatie gezeten zijnde, leest hij het besluit van het G. O. en de Constitutie voor, en installeert de [ ], namens het G. O., na alvorens de poort te hebben doen sluiten tot na de installatie.

Hierna stelt de Voorzitter der deputatie, de Constitutie in handen van den R. M., ter plaatsing in de Archieven, en noodigt den R. M. en de Opz. uit, zich voor het altaar te plaatsen, waarop hij hen de gelofte hunner betrekkingen afneemt, en ze namens het G. O. installeert, en hun magt verleent, om hunne betrekkingen te vervullen. Hij verklaart de [ ] geïnstalleerd, laat die verklaring aan de beide kolommen herhalen, en stelt den M.: ter hand aan den reg.: M.:, die de deputatie bedankt, en na het afloopen der werkzaamheden op de zelfde wijze buiten den Tempel doet leiden.

< >