[Gr. = schrede, gang, ook: datgene waarop men stapt of staat; grond, voetstuk; van bainein = stappen, gaan; Lat. basis = alles waarop iets rust]
1 datgene waarop een voorwerp rust of steunt, voet, grondvlak, grondslag;
2 (wisk.) grondlijn van een wiskundige figuur (bijv. driehoek) of grondvlak van een wiskundig lichaam (bijv. piramide); ook: grondtal van een logaritmenstelstel (zie logaritme);
3 (mil.) terrein of punt(en) vanwaar de operaties tegen de vijand uitgaan, bijv.: vlootbasis, vliegbasis;
4 (landmeting) rechte lijn waarvan de lengte nauwkeurig is bepaald en waarop een driehoeksnet wordt opgebouwd, waaruit andere afstanden in het terrein kunnen worden berekend (triangulatie, z.a.);
5 (fig.) grondslag van een ontwerp, redenering, beschouwing e.d. (bijv.: dit stuk vormt de basis van de bespreking; een kabinet op brede basis).