[v. Cr. logos = het berekenen, verhouding, en arithmos = getal! macht waartoe bep. grondtal verheven moet worden om ander getal te krijgen.
Als het grondtal 10 is, zoals bij de gewone of Briggse logaritmen, dan is log 100 = 2 (100 = 102), log 1000 = 3, enz. Voor getallen die geen eenvoudige machten van 10 zijn, is de logaritme een decimale breuk, bijv. log 7 = 0,84510, log 17 = 1,23045. Het cijfer vóór de komma heet de wijzer of index, de cijfers achter de komma noemt men de mantisse. Als grondtal kan men elk willekeurig getal nemen; zo in de hogere wiskunde e = 2,71828. Een dergelijke Napierse of Neperiaanse logaritme noemt men de natuurlijke logaritme Uogarithmus naturalis, afk. In).
