[Fr. cabinet, van cabane, LLat. capanna = hutje; vgl. cabine]
1 zijvertrekje; vroeger als schrijf- of studeerkamertje gebruikt;
2 (Z.N.) WC, privaat, bestekamer;
3 werkvertrek en secretarie van een staatshoofd (bijv.: het kabinet der Koningin); ook ambtsvertrek van minister, burgemeester van een stad of hoge ambtenaar;
4 de gezamenlijke ministers;
5 ouderwetse hoge en brede kast met deuren en laden;
6 verzameling van schilderijen, penningen, zeldzaamheden enz., ook het vertrek daarvoor (bijv.: kabinet van schilderijen, prenten, penningen e.d., rariteitenkabinet).