(< Gr. adj. = er bij langs; = verwachting). Math. gebruikt zowel voor schijnbare (dus oplosbare) tegenstrijdigheid, b.v. de paradox van Poncelet (1788—1867), als voor een (bij handhaving van de ingevoerde begrippen) onoplosbare tegenstrijdigheid b.v. de paradox van Russell (geb. 1872).
Het woord komt ook als adj. voor en is dan synoniem met paradoxaal.