Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Voeding (en groei)

betekenis & definitie

Voeding (en groei) - Talrijk zijn de voorbeelden die bewijzen, dat voeding ten nauwste met den groei samenhangt. De regelmatige ontwikkeling van het lichaam wordt in hoofdzaak geregeld door klieren met inwendige secretie, voornamelijk de schildklier, de thymusklier (zwezerik), de geslachtsklieren en de hypophyse (één der hersenklieren). Dat de schildklier grooten invloed heeft op den groei wordt bewezen, doordat bij ziekte of verminderde werkzaamheid van dit orgaan, allerlei afwijkingen optreden als dwerggroei, verminderde haargroei en slechte ontwikkeling van het beenderstelsel.

Dat ook de geslachtsklieren invloed hebben op de lichaamsgestalte, wordt duidelijk door de differentiatie in mannelijk en vrouwelijk type tegen den tijd, dat deze klieren volledig gaan functionneeren. Bovendien zien wij bij castraten (ossen, kapoenen, gecastreerde varkens) een wijziging in de lichamelijke ontwikkeling, die de waarde van de dieren als slachtvee vaak niet gering verhoogd.

De resultaten van de organo-therapie bewijzen, dat ziekelijke afwijkingen vaak met zeer veel succes bestreden kunnen worden door tijdige toediening van praeparaten, die uit de overeenkomstige organen van gezonde slachtdieren zijn bereid. De normale functioneering van deze klieren zal natuurlijk in de eerste plaats afhankelijk zijn van een volledige voeding. Ontbreken bijv, jodiumzouten geheel uit het voedsel, dan wordt de schildklier in haar functie sterk belemmerd, ook al is het orgaan op zich zelve volkomen gezond. Bij vitaminengebrek zien wij iets dergelijks. Voornamelijk is het de schildklier, die invloed uitoefent op de stofwisseling van kalk en phosphor, de twee allervoornaamste bouwsteenen bij de ontwikkeling van het skelet. Volledige voeding waarborgt dus in normale gevallen volledige ontwikkeling. Iets dergelijks kunnen wij bij de voeding van paarden opmerken. Beesten, die met haver gevoerd worden, ontwikkelen zich tot groote dieren.

Dit graan schijnt dus alle stoffen te bevatten, die voor de volledige ontwikkeling noodig zijn. Zoowel een tekort aan de benoodigde voedselbestanddeelen, als een te veel, kan tot belemmering in den groei aanleiding geven. Dikwijls echter vindt ook door een te veel, een verschuiving in andere richting plaats, waardoor omgekeerd weer een tekort ontstaat. Zoo zien wij bijv. bij de Eskimo's, dat ze ondanks de krachtige vleeschvoeding klein blijven. Natuurlijk werken hierbij ook andere factoren o.a. gebrek aan zonlicht, slechte woningtoestanden en niet te vergeten de omstandigheid, dat de voeding wel krachtig, maar toch ook zeer eenzijdig is, (een te veel aan eiwit en vet, tegen een aanzienlijk tekort aan koolhydraten). Deze en dergelijke voorbeelden bewijzen, dat er een nauwe samenhang is tusschen klieren met inwendige secretie en voeding, en dat een normale functie van deze organen slechts mogelijk is bij in alle opzichten voldoende voeding. Verschillende statistische gegevens werden in den loop der laatste jaren verzameld in verband met voeding en lichaamslengte. Hierbij is gebleken, dat de kinderen van meer gegoede ouders zwaarder en langer zijn, dan die van minder gesitueerden, ze zijn echter veelal smaller van bouw.

Hierbij zijn natuurlijk persoonlijke factoren niet uit te schakelen, evenmin de invloeden van erfelijkheid, ras, het in de jeugd ontvangen van moedermelk enz. Dergelijke conclusies mag men dan ook alleen trekken, wanneer over zeer talrijke gegevens beschikt wordt. Deze cijfers betroffen in de onderhavige gevallen alleen kinderen van hun 2e tot hun 9e levensjaar. Op grond van uitgebreid cijfermateriaal kan men de gevolgtrekking maken, dat lichaamslengte nauw met de kwaliteit van het voedsel samenhangt. Vooral de rachitis, die zooals bekend is, veel meer voorkomt onder armen dan onder goed gesitueerden, is hierbij van grooten invloed. Wij hebben hier speciaal met een voedselziekte te maken, die haar oorzaak vindt in vitaminegebrek. Merkwaardig is verder, dat tuberculose geen remmenden invloed schijnt te hebben op het proces van den groei, integendeel, vaak kunnen gevallen geconstateerd worden, waarbij men juist aan een uitwerking in omgekeerden zin zou gaan denken.