Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Toezicht op levensmiddelen (geschiedenis)

betekenis & definitie

Toezicht op levensmiddelen (geschiedenis) - Het toezicht op de levensmiddelen is een noodzakelijk gevolg van den handel in deze artikelen. Zoolang de familie in eigen behoefte voorzag, was een controle overbodig. Het primitief ruilverkeer bracht de wenschelijkheid echter naar voren. Dit allereerste toezicht heeft zich aanvankelijk uitsluitend tot organoleptische controle beperkt.

Reeds bij de Aegyptenaren had een zeer effectief toezicht op markten en in winkels plaats. De weegschaal was daar een onmisbaar instrument, dat wij op tal van afbeeldingen weervinden. Het feit van het opslaan van geweldige hoeveelheden voedsel in de overbekende „zeven magere jaren”, is ons niet alleen een klaar bewijs van de vergevorderde kunst van conserveeren, maar ook van het uitstekende toezicht op de levensmiddelen.

De Mozaïsche wetgeving geeft zeer gedetailleerde aanwijzingen zoowel wat voedselkeuze, qualiteit als quantiteit betreft (rein en onrein voedsel, wijze van toebereiden en gewichtscontrole: „Een valsche weegsteen is den Heere een gruwel”).

Ook Perzen, Meden en Babyloniërs hadden een uitgebreide voedselcontróle, terwijl de langdurige veldtochten van Alexander de Groote e.a. ons spreken van de geweldige hoeveelheden geconserveerd voedsel, die in het vijandige land medegenomen moesten worden.

De Romeinen beschikten reeds over een bepaald corps keurmeesters de „Aediles”, die toezicht moesten houden op eet- en drinkwaren, genotmiddelen, het drinkwater, het valsch geld en... de dames van minder goede reputatie. Deskundigen controleerden in Rome de marktmelk door even op de hand te melken, een trucje dat thans nog vaak wordt toegepast (bij uierontsteking zijn de eerste melkstralen geel door etter en bevatten stukjes colostrum en wondproducten). Ook het beoordeelen van de kleur der melk door een druppel over den nagel van den duim te laten vloeien werd vaak toegepast. Merkwaardig is de uitgebreide zorg voor het drinkwater. Het enorme waterverbruik heeft intusschen ten gevolge gehad, dat Rome opvallend weinig door epidemieën en massale infectieziekten geteisterd is. Tijdens de Middeleeuwen hoort men zelden van eenig levensmiddelentoezicht. Het beperkte zich destijds alleen tot eenige plaatselijke controle, bijv. in Frankrijk van den wijn, in Duitschland en Holland van het bier. Toch is de wenschelijkheid hiervan meerdere malen op vergaderingen, congressen en Rijksdagen naar voren gebracht.

Enkele verlichte geesten als Erasmus, Agricola en anderen wezen op de noodzakelijkheid van toezicht op de voeding van het volk, waarschijnlijk onder invloed van den grooten medicus Paracelsus (1494—1541), wiens devies op het titelblad van deze Encyclopaedie vermeld staat. Van eenig algemeen toezicht kan men echter niet spreken. Na de Middeleeuwen zijn het speciaal de Gilden, die regelend en controleerend optreden onder oppertoezicht van de Overheid. Deze controle omvatte voornamelijk bier, gedestilleerd, brood, gebak, meel en graan. De invloed van de Gilden op de levensmiddelenvoorziening en controle is zeer groot geweest en heeft uitstekende resultaten opgeleverd. Het toezicht geschiedde steeds door deskundigen, zoowel de bedrijven, als de geleverde producten werden door ordonnantiën en keuren beschermd, warenwet, vestigingswet, veiligheidswet enz. werden onder één rubriek samengevat.

De opheffing van deze gilden (dat eigenlijk vakvereenigingen waren) beteekende dan ook een zwaren slag voor het toezicht. De weg tot moordende concurrentie lag weldra open, met alle gevolgen daarvan; behoefte aan deugdelijk toezicht deed zich meer en meer gevoelen. De wetenschap, die zich tot nog toe steeds angstvallig afzijdig gehouden had, begon nu echter over het toezicht op de levensmiddelen mede te spreken. Door geleerden als Liebig, Berzelius, Chevreuil de Sausure, Gerrit Jan Mulder en anderen, werd de voedingsmiddelscheikunde gegrondvest. Het toezicht behoefde voortaan niet langer uitsluitend door bedrijfscontrôle te geschieden, maar kon door onderzoek in het laboratorium veel effectiever uitgeoefend worden. Microscopie, bacteriologie, botanie en pharmacognosie werden daarbij zeer gewaardeerde hulpwetenschappen.

De eerste keuringsdiensten waren bijna uitsluitend in particuliere handen. Weldra namen de besturen van verschillende gemeenten deze taak over. De omstandigheid, dat in de steden het toezicht weldra goed geregeld was en ten plattelande alle controle aanvankelijk ontbrak, leidde op den duur tot ergerlijke misstanden, die ten slotte op zeer gelukkige wijze door het afkondigen en invoeren der Warenwet ondervangen werden (zie Warenwet).