In de Middelnederlandse Beatrijs komt reeds voor de zelfverwensing soe moet mi God seinden. In de 17de eeuw noteren wij ook 500 moght my de pocken schenden. Als schenden een persoon of lichaamsdeel tot object heeft, betekent het ‘toetakelen, kwetsen, beledigen, kwaad doen’, en ook ‘verderven, ten gronde richten, ombrengen’. Het is dus niet verwonderlijk dat het vaak in verwensingen wordt gebruikt. “God sceyn der nijders tonghen” ‘moge God de tongen van de vijanden toetakelen’, staat er in het Antwerps Liedboek [1540].
Overigens vond ik geen verwensingen met dit werkwoord na de 17de eeuw. zie hagel.