Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

Gepubliceerd op 26-08-2022

voet

betekenis & definitie

- met iemands voeten spelen, met iemand sollen, iemand voor de gek houden.

Maar neen, de provincie durft blijkbaar de knoop niet door te hakken en blijft het dossier maar voor zich opschuiven. Bovendien heeft Vera Dua laten weten dat het stort in 2003 dicht gaat; daar houden wij ons aan. We laten ons niet met onze voeten spelen. - HN, 03-10-2002.

- het hangt mijn voeten uit, ik ben het kotsbeu, het hangt mij de keel uit.
- zijn voeten vagen/vegen aan iets, iets aan zijn laars lappen, zich er niets van aantrekken, niets uitvoeren.

Tunesië won met 2-1 en de conclusie van Van Himst was terecht dat we daarvan niet wakker moesten liggen. Maar in bondskringen klonk gemor, en werd de spelers verweten dat ze er hun voeten aan geveegd hadden. - Knack, 29-05-2002.

- om de vijf voet(en), alle vijf voeten, om de haverklap, telkens weer.

Frieten en Bomarkskes waren er a volonté en een bijzondere attractie was ook nog dat de stroom alle vijfvoeten uitviel. Geweldig! zo moet dat zijn. - BvL, 14-11-2002.

- onder de voet zijn/raken, ziek zijn/raken, van streek zijn/raken.
- bij iemand een voetje voor hebben, bij iemand in de gunst staan, een wit voetje hebben.

In Kortrijk is elke burger gelijk voor de wet, maar acht onder hen hebben toch een voetje voor sinds burgemeester Stefaan.

De Clerck hen gisteravond uitriep tot ereburgers van de stad. - HN, 21-11-2002.

- op iemand een voetje voor hebben, een kleine voorsprong hebben.
- iets/iemand van mijn voeten, iets of iemand van niks.- er met vuile voeten doorgaan, recht op zijn doel afgaan zonder ergens rekening mee te houden, lomp en doortastend te werk gaan.
- met de voeten treden, met voeten treden

zie omslaan, stek.