4.725 Onderwerpen
201.824 Bezoekers
Vlaams-Nederlands woordenboek is geschreven door Peter Bakema (2003)
Vlaams-Nederlands woordenboek
Peter Bakema (2003)
Definities en betekenissen van Vlaams-Nederlands woordenboek
A
- aan
- aanbieden
- aandacht
- aandampen
- aandragen
- aandraven
- aanduiden
- aanduiding
- aaneen
- aanfronsen
- aangebrand
- aangeven
- aangewezen
- aanhalen
- aanhang
- aanhorigheid
- aanhouden
- aanhouder
- aanhoudingsmandaat
- aanhoudster
- aanklagen
- aanklappen
- aankleven
- aankomstlijn
- aankondigen
Toon meer
B
- baalkatoen
- baan
- baancafé
- baanrestaurant
- baanvast
- baanvastheid
- baar
- baard
- babbelgat
- bache
- bachten de kupe
- backlijn
- badstad
- bain de soleil
- bak
- bakkersgast
- baklijn
- baksteen
- bal
- balkdonker
- ballotage
- balloteren
- bancontact
- band
- bandbreuk
Toon meer
C
- cabine
- cache-pot
- cadet
- cafard
- café
- caleçon
- calvarietocht
- camion
- camionette
- camioneur
- canapépolitiek
- caoutchouc
- capabel
- captatie
- captatiewagen
- capteren
- caracole
- carboniseren
- carcan
- carotte
- carottier, carottentrekker
- carreau
- carreaurok
- carreaustof
- carrure
Toon meer
D
- daar waar
- dactylo
- dagbladhandelaar
- dagbladronde
- dagdagelijks
- dagklapper
- dagorde
- daim
- dak
- dakappartement
- dal
- damar
- dampkap
- dan
- dank
- danskoord
- darm
- dauw
- daver
- daveren
- davering
- debardeur
- debat
- débrayage
- debrayeren
Toon meer
E
- eau de javel, eau de javelle
- echappement
- eclair
- ecobonus
- economaat
- econoom
- ecotaks
- editoriaal
- een
- eendagstoerisme
- eendagstoerist
- eender
- eenklank
- eenmaal
- eens
- eenzaat
- eenzelvigheidskaart
- eer
- eerbaar
- eerbiedigen
- eerder
- eerroof
- eerst
- eerstdaags
- eetappel
Toon meer
F
- fabrikeren
- faciliteiten
- faciliteitengemeente
- facteur
- facturatie
- factuur
- faculteitskring
- faience
- fakteur
- faling
- fameus
- familiaal
- familie
- familieconcessie
- familiekunde
- fanionploeg
- fanionspeler
- farce
- farde
- fardeblad
- fatsen
- federalisering
- federalist
- feesteling
- feesten
Toon meer
G
- gaai
- gaaischieten
- gaan
- gaanpad
- gaarne
- gadeslaan
- gaine
- galerij
- galet
- galoche
- gamma
- gang
- gans
- garagepoort
- garagist
- garçon
- garde
- garde-boue
- gareren
- garnaal
- garnierder
- garnieren
- garniersel
- gasreuk
- gast
Toon meer
H
- haag
- haagschool
- haak
- haan
- haantje-vooruit
- haar
- haarklieven
- haarkliever
- haarklieverij
- haarzak
- haarzakken
- haarzakkerij
- haas
- haast
- hagelbol
- halen
- half
- halfoogst
- halfopen
- halfrond
- halftop
- hallucinant
- halvelings
- hamer
- hamerslingeren
Toon meer
I
- IC-trein
- identifiëren
- identiteitskaart
- iet
- ieverans(t)
- ijscrème, ijskreem, ijsroom
- ijsgang
- ik
- immatriculatie
- immatriculeren
- immo
- immobiliën
- immobiliënbeurs
- immobiliënkantoor
- immobiliënmaatschappij
- immobiliënmakelaar
- immobiliënmarkt
- immobiliënsector
- immobiliseren
- impermeabel
- inbeelden, zich
- inbegrepen
- inbeschuldigingstelling
- inbreuk
- inbusselen
Toon meer
J
- jachtpacht
- jachtverlof
- jachtwachter
- jagen
- jaloers
- Jan
- jasmijn
- jat
- javel
- jea(n)net
- jeansvest
- jenever
- jenoffel
- jeugd
- jeugdbescherming
- jeugdig
- jeugdkamer
- jeugdrecht
- jeugdrechtbank
- Jeugdrechter
- jeugdwerking
- jeuksel (het)
- jeunen, zich
- job
- jobdienst
Toon meer
K
- k.i
- kaak
- kaap
- kaarsenpan
- kaarsroet
- kaarswiek
- kaart
- kaarting
- kaaskop
- kabas
- kabbelen
- kabberdoeske
- kabinet
- kabinetschef
- kabinetsraad
- kadastraal
- kadee
- kader
- kaderen
- kadet
- kadul
- kajotster
- kaka
- kakdoek
- kake(l)nestje
Toon meer
L
- L-trein
- la(de)
- laag
- laagte
- laatavond-
- laattijdig
- labboon
- labeur
- labeuren
- labo
- lach, lacheding, lachspel
- lachen
- ladder
- laken
- lam
- lameren
- lamp
- lampadaire
- lampetten
- lanceerprijs
- landenkamp
- landjuweel
- landsverdediging
- langs
- langsheen
Toon meer
M
- maag
- maagzout
- maal
- maaltand
- maaltijdcheque
- maand
- maar
- maarte
- maat
- maatschappelijk
- maatschappij
- macadam
- macaron
- machien
- madam(e)
- magazijn
- magazijnier
- mager
- maillot
- majestatisch
- makaron
- maken
- makron
- malchance
- malcontent
Toon meer
N
- na
- naad
- naakt
- naald
- naam
- naamafroeping
- naamstem
- naamstemming
- naamtekenen
- naamtekening
- naargelang
- naarstig
- naast
- naasteen
- nabuur
- nachtkleed
- nachtpost
- nachttafeltje
- nachtvertoning
- nadar
- nadien
- nadienst
- nadrukteken
- naeen
- naft
Toon meer
O
- objectief
- obus
- occasie
- occasiewagen
- OCMW
- officialiseren
- officieel
- olie
- om
- omdraaien
- omgang
- omgekeerd
- omhalen
- omhaling
- omheen
- omhooghangen
- omkadering
- omklappen
- omklinken
- omliggende
- omloop
- ommegang
- omnibus
- omnipracticus
- omnium
Toon meer
P
- P-trein
- paar
- paard
- paardenbril
- paardenkoers
- paardenkop
- paardenmolen, paardjesmolen
- paardenoog
- paardenremedie
- paardsoog
- paasbloem
- paasklok
- paaslelie
- pachten
- pachter
- pad
- pagadder
- pain a la grecque
- pak
- pakkeman
- pakken
- palaber
- palaberen
- palet
- palier
Toon meer
R
- raadgever
- raadpleging
- raap
- raapappel
- raar
- radiateur
- radiopost
- raisonnabel
- raisonneren
- raisonneur
- raken
- raket
- rakkeren
- ralenti
- rammel
- rammelgat
- rammeling
- rampenschade
- randbemerking
- rang
- rap
- rapelingen
- rapen
- rappigheid, rapte
- rat
Toon meer
S
- sacoche
- sakkeren
- sakkers
- salamander
- salamanderen
- salon
- samentroepen
- sanctioneren
- sandwich
- sanitair
- sant
- santenboetiek
- sappen
- saucies
- saus
- savat
- schaap
- schaatspiste
- schabbernak
- schabouwelijk
- schacht
- schachtendoop
- schachtin
- schalie
- schaliedekker
Toon meer
T
- t.t.z
- taak
- taakleraar
- taalkader
- taalkamp
- taallabo
- taalleergangen
- taalpariteit
- taalraadsman
- taalrol
- taalstatuut
- taalstelsel
- taaltuinier
- taart
- tabak
- tablet
- tafel
- tafelspringer
- tak
- taks
- taksplaat
- taksvrij
- tamboeren
- tamboering
- tand
Toon meer
U
- u
- uil
- uit
- uitbating
- uitbating uitdoen
- uitblutsen
- uitbollen
- uitbreiding
- uitbrengen
- uitbrieven
- uitdraaien
- uiteen
- uiteendoen
- uiteenhouden
- uiteenkrijgen
- uitgaan
- uitgangs-
- uitgave
- uitgenomen
- uitgeput
- uitgeregend
- uitgeven
- uitgifte
- uitgiftekantoor
- uitgiftepremie
Toon meer
V
- va
- vaak
- vaan
- vaderkensdag
- vaderons
- vadsigaard
- vagen
- vager
- vakantiejob
- vakantiesalon
- vakbondsfront
- vake
- valabel
- valavond
- valideren
- valies
- vallen
- valling
- valoriseren
- vals
- valven
- van
- vanachter
- vanaf
- vandoen
Toon meer