Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

Gepubliceerd op 26-08-2022

titel

betekenis & definitie

(de, -s) bewijsstuk, akte, obligatie, aandeel, cheque.

- ten titel van, bij wijze van, als.

Hij kan echter geen enkele som vragen ten titel van kosten en erelonen - zelfs niet van een derde - en hij mag alleen de gerechtskosten terugvorderen. - Trends, 09-01-2003.

- ten persoonlijken titel, uit eigen naam.

De beslissing van de Raad van State om de ontbinding van het Van Enschodtziekenhuis te schorsen betekent niet enkel een zware claim op de gemeenten zelf, maar ook de acht bestuurders van het voormalig ziekenhuis kunnen ten persoonlijken titel financieel worden aangesproken voor het voormelde bedrag. - HN, 08-03-2003.

- ten vertrouwelijken titel, vertrouwelijk.

Inlichtingen die de vastgoedmakelaar ten vertrouwelijken titel ontvangt, mag hij niet aan derden mededelen. - LN, 07-05-1999.

- ten voorlopigen titel, voorlopig.

Tegelijk zijn we ook op zoek naar een nieuwe coach, een taak die xxx immers slechts ten voorlopigen titel op zijn schouders nam. - HN, 13-03-2002.

- ten definitieven titel, definitief.

Het ‘verschijnen’ in bewuste inventaris is meermaals een eerste stap om alles later ten definitieven titel te klasseren. - HV, 03-03-2001.

- ten kostelozen titel, kosteloos.

Volgens Van Belle heeft de wetgever steeds de bedoeling gehad de overdrachten bij overlijden en de overdrachten onder levenden ten kostelozen titel fiscaal gelijk te behandelen. - FET, 01-08-1997.

- ten uitzonderlijken titel, bij wijze van uitzondering.

Gedupeerden trokken naar het Arbitragehof, dat in maart van dit jaar besliste dat de regularisatie-operatie van Vandenbroucke ten uitzonderlijken titel mocht.

- GvA, 25-04-2002.
- ten individuelen titel, individueel.

Als dusdanig was hij, zij het ten individuelen titel, al lid van het nationaal CVP-partjbureau. - DM, 03-02-2001.

- ten bezwarenden titel, onder bezwarende voorwaarden.