(aanzag, aanzien)
- iemand/iets aanzien als/voor, iemand/iets beschouwen als, iemand/iets houden voor [in België vaak zonder de implicatie dat dit onterecht gebeurt]
De glastekeningen van de Gentse kunstenaar Christoph Fink zorgen voor een speels accent, al kan een onwetende passant ze ook aanzien voor niet-bedoelde graffiti. - HN, 28-01-2003
De leraar Nederlands aan het Koninklijk Lyceum wordt in de stad aanzien als een kenner van het Oilsjters. - LN, 27-02-2003.
- ik aanzie het als belangrijk, ik beschouw het als belangrijk.