Boeken
  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren

 

Synoniemen zoeken

Uitgelicht

Valt op hè?

Ontwerp nu je advertentie. Direct online!

Synoniem van aanzien

  • aanblik
  • aanblikken
  • aangaan
  • aankijken
  • aanzicht
  • achtenswaardig
  • achting
  • aspect
  • bede
  • beoordelen
  • betreffen
  • bezien
  • blik
  • eer
  • eerbiedwaardig
  • egards
  • ere
  • exterieur
  • gewicht
  • gezicht
  • identiteit
  • image
  • invloed
  • krediet
  • luister
  • onderneming
  • ontwerp
  • ontzag
  • overwegen
  • positie
  • prestige
  • proberen
  • rang
  • regarderen
  • reputatie
  • respect
  • schouwen
  • smeekbede
  • smeekgebed
  • standing
  • status
  • tel
  • verzoek
  • voorkomen
  • voornemen
  • waarnemen
  • zelf
Synoniem van 'n ander trefwoord
  • aanbiik
  • aanblik
  • aanblikken
  • aanschouwen
  • aanzicht
  • achten
  • achting
  • aspect
  • beoordelen
  • denken
  • egard
  • faam
  • gewicht
  • glorie
  • krediet
  • look
  • schijn
  • statuur
  • voorkomen
  • Betekenis van aanzien
  • Spreekwoorden met aanzien
  • Spelling van aanzien
  • aanzien vervoegen
2020-10-14 2020-10-14
Handwoordenboek synoniemen ©

Handwoordenboek synoniemen ©

J.V. Hendriks (1898)

Aanzien

zie Aanblikken.

2017-11-14 2017-11-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief

Nederlands woordenboek voor onderwijs

aanzien

aanzien - onregelmatig werkwoord
uitspraak: aan-zien

1. er rustig naar kijken en nog niets doen
♢ we zullen het nog even aanzien voor we maatregelen nemen
2. bekijken
♢ hij zag Tina voor iemand anders aan
1. die stoel is niet om aan te zien!
[hij ziet er verschrikkelijk uit]
2. het is haar aan te zien dat ze bijna vijftig is
[je kunt het aan haar zien]

Onregelmatig werkwoord: aan-zien
ik zie aan (... ik aanzie)
jij/u ziet aan (... jij aanziet)
hij/zij ziet aan (... hij aanziet)
wij/zij/jullie zien aan (... wij aanzien)
ik/jij/u/hij/zij zag aan (... ik aanzag)
wij/zij/jullie zagen aan (... wij aanzagen)
hij heeft aangezien

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen
  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren
© 2023 Ensie

Inloggen

Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.

Ik ben mijn wachtwoord vergeten