Gepubliceerd op 14-03-2021

Zintuigen

betekenis & definitie

zinnen, de middelen of wegen, waardoor de betrekking van mensch en dier tot de buitenwereld wordt tot stand gebracht. De Z. ontvangen den indruk, doch zijn niet de plaatsen der gewaarwording zelve.

Deze geschiedt in de centraaldeelen van het zenuwstelsel, die met de zintuigen samenhangen door bepaalde zenuwen, welke den indruk geleiden en overbrengen. Het zintuig des gevoels, dat is dat der gewaarwording van werktuigelijke indrukken en van verschil in warmte, is het eenige hetwelk alle dieren zonder onderscheid gemeen hebben. Zijn zitplaats is in het algemeen de huid. Echter zijn niet alle deelen der huid even vatbaar voor indrukken. Zeer vele dieren zijn in het bezit van bijzondere organen, waarin het gevoel bij voorkeur zetelt. Zulke organen heeten tastorgeinen. Het maaksel, de aard en de plaatsing dezer organen leveren de grootste verschillen op, telkens beantwoordende aan het bijzondere maaksel en de levenswijze van het dier (zie voorts Gevoel).

Het zintuig van den smaak i s veel meer aan een bepaalde plaats gebonden. Het bestaat vermoedelijk bij alle dieren, die spijs inwendig opnemen, en is als wachter gesteld nabij den ingang der daarvoor bestemde holte. Een afzonderlijk orgaan, dat uitsluitend voor den smaak dient, bestaat echter nergens. Deze kan zetelen in verschillende gedeelten van het slijmvlies, dat de mondholte bekleedt, en verder in de tong, welke in hare hoofdbeteekenis een bewegingsorgaan is (zie voorts Smaak). Terwijl het gevoel bij alle, en de smaak waarschijnlijk bij de meeste dieren voorkomt, zijn daarentegen de drie overige zinnen, de reuk, het gezicht en het gehoor (zie deze onderwerpen) veel minder algemeen verbreid. Zij bestaan alleen bij dieren, wier organisatie ook overigens een vrij hoogen trap heeft bereikt.

Wij kennen de werking van de vijf hier genoemde zintuigen alleen door ervaring. Een blind geborene kan zich geen voorstelling vormen van hetgeen een ziende zien noemt; een doof geborene kan evenmin eenig denkbeeld hebben van hetgeen anderen hooren noemen. Zoo is het derhalve ook denkbaar, dat er dieren zijn, welke middelen tot waarneming bezitten, waarvan de mensch verstoken is, en waarvan hij derhalve ook geen voorstelling kan hebben. Dat sommige dieren zulke middelen bezitten, wordt waarschijnlijk gemaakt door eenige anders moeilijk verklaarbare bijzonderheden in hun levenswijze, vooral door de bewonderenswaardige zekerheid, waarmede zij naar hun bekende plaatsen, die vaak op zeer verren afstand gelegen zijn, den terugweg weten te vinden. Gewaarwording is alleen mogelijk door middel van een voor zekere indrukken vatbaar zintuig. Het kan zijn, dat er onder de betrekkelijk weinige organen van dieren, welker verrichting tot hiertoe geheel in het duister ligt, zijn, die werkelijk de rol van bijzondere Z. vervullen.

Maar zeker althans is het dat de indruk door den aard en het maaksel van het orgaan zelve gewijzigd wordt, en dat derhalve de gewaarwording, die ten slotte tot het bewustzijn komt, verschillend moet zijn, overeenkomstig het verschil van het orgaan zelve. De smaak en de reuk derzelfde voorwerpen wekken bij den een een aangename, bij den ander een onaangename gewaarwording op. Voorts missen niet alleen sommige menschen het vermogen om tonen van verschillende hoogte met het oor, anderen om verschillende kleuren met het oog te onderscheiden (kleurenblindheid), maar dezelfde persoon hoort denzelfden toon met het eene oor niet even hoog als met het andere. Wanneer zulke verschillen in het waarnemingsvermogen bij de overigens zoo na op elkander gelijkende zintuigen als die van menschen en menschen bestaan, dan mag men wel besluiten, dat het waarnemingsvermogen der gelijknamige Z. van menschen en dieren nog veel meer verschillend is, en zulks niet enkel in graad maar ook in aard. Zoo bijv. laat het zich als waarschijnlijk aannemen, dat luchttrillingen en ethertrillingen, die door een menschelijk oor of oog niet kunnen worden waargenomen, door een dier wel als zoodanig erkend kunnen worden, omdat het bijzonder maaksel van zijn ooren of van zijn oogen hem daartoe in staat stelt. Maar bovendien kunnen die lucht- of die ethertrillingen in een dier gewaarwordingen opwekken, welke ons menschen geheel onbekend zijn en altijd onbekend zullen blijven.