Twee uitvindingen in de tweede helft der 19de eeuw brachten een geheele omwenteling op het gebied der boekdrukkunst: die der snelpersen en der zetmachines. De grootere productie, die de eerste ten gevolge hadden, deed de behoefte ontstaan aan meerderen zetters-arbeid.
De pogingen om het handzetsel machinaal te leveren leden aanvankelijk schipbreuk, omdat men zich niet los kon maken van de gedachte, evenals bij het handwerk de letters afzonderlijk op te zetten. Eerst toen dit begrip werd losgelaten, kwam men tot een gunstig resultaat en gelukte het een zet-gietmachine samen te stellen, die aan de verwachting voldeed en in de behoefte kon voorzien.Men heeft thans de Linotype, de Monoline, de Typograph en de Monotype, als de verschillende grondvormen, waarvan evenwel de drie eerste bij eenige verschillen zooveel overeenkomst vertoonen, dat we kunnen volstaan een ervan uitvoerig te beschrijven, n.l. de Linotype (fig. 1). Dit is een machine, die door het werken op toetsen als bij een schrijfmachine, het zetsel zelf voortbrengt in den vorm van een regel, gereed om te worden afgedrukt of gestereotypeerd. De schrijfmachine is dan ook de aanleiding tot de uitvinding van de Linotype geweest. Mergenthal, de uitvinder, was fabrikant van schrijfmachines, De machine produceert metalen staafjes, die elk de lengte van een regel hebben en aan de bovenzijde de karakters dragen. Deze staafjes die het voorkomen van een regel gezette letters hebben, worden „linotypes” (line o’type = regel met letters) genoemd (fig. 2). Wanneer deze regels onder elkaar zijn opgezet, vormen zij een bladzijde of kolom en hebben dan hetzelfde voorkomen als een bladzijde of kolom uit gewone letters gezet en kunnen dan ook op gelijke wijze gebruikt worden, Als zij zijn afgedrukt gaan de regels weder in den smeltpot om weer tot nieuwe „linotypes” te worden gegoten, waardoor derhalve het distribueeren vervalt.
De „linotypes” worden op de volgende wijze voortgebracht. De machine bevat, als voornaamste onderdeel, een groot aantal kleine koperen matrijzen, elk bestaande uit een vlak plaatje, aan de lange zijde van een inwaarts gegraveerde letter, de eigenlijke matrijs o, en van boven "Van een stel tandjes b, voorzien (fig. 3). De machine bevat matrijzen voor elke letter of karakter op het toetsenbord vertegenwoordigd. Het magazijn waarin de matrijzen hun plaats vinden is afgebeeld in A fig. 4. Dit magazijn bevat een aantal groeven of kanalen, waardoor de matrijzen tengevolge van hun eigen zwaarte naar beneden glijden en waaruit zijl worden losgelaten door het aanslaan der toetsen van het toetsenbord. De machine is zoo ingericht, dat zij de matrijzen sorteert, ze in één regel naast elkaar opzet met tusschenliggende spatiën, zóó als zij in druk moeten verschijnen (tig. 5) en ze daarna voor een mal brengt, waar de „linotypes” of letterstaafjes tegen en in den geheelen regel met matrijzen worden afgegoten in één bewerking.
Deze bewerking geschiedt als aangegeven in fig. 4, dat in grove trekken de voornaamste deelen der machine te aanschouwen geeft. A is een hellend magazijn of reservoir, kanalen bevattend, waarin de gesorteerde matrijzen worden bewaard. Door den schuinen stand van het magazijn hebben de matrijzen steeds neiging om omlaag te glijden, maar worden daarin tegengehouden door échappementen B, één aan den mond van ieder kanaal. Van deze échappementen leiden stangetjes C naar een stel toetsen D. Voor elke letter is een afzonderlijke toets. Telkens wanneer een toets wordt neergedrukt, glijdt een matrijs van het correspondeerend karakter voorzien, uit den mond van het magazijn, door de kanalen E, langs welke de matrijzen vallen op een schuinloopend drijf riempje F, dat ze verder naar beneden voert en aflevert in een verzamelkanaal G, waar zij tot een regel worden gevormd als in fig. 4 aangegeven.
Bij H worden de spatiën I bewaard. Door het drukken op den hefboom vallen deze op de gewenschte plaatsen. Wanneer aldus de regel matrijzen en spatiën is af gezet, wordt hij overgebracht zooals aangegeven door de pijltjes in fig. 4, vóór een vertikaal gietwiel K, waarin een opening of mal van de voor- naar de achterzijde loopt (fig. 4). De geheele regel met matrijzen wordt onmiddellijk voor de opening van de mal geplaatst, zoodat, wanneer de mal met metaal wordt gevuld om een letterstaafje te vormen, het metaal in de matrijzen vloeit, waardoor het beeld van de letters op het afgietsel wordt geproduceerd. Achter het gietwiel is een pot M, waarin letterspecie door een gasbrander in gesmolten toestand wordt gehouden. De pot heeft een afvoerkanaal waarvan de mond tegen de achterzijde der mal aansluit.
In den pot is een pompzuiger, die een straal gesmolten metaal tegen de matrijzen aanperst, zoodra de regel is uitgevuld en de pot zich tegen de achterzijde van de gietmal heeft aangesloten. Het metaal verstijft onmiddellijk en vormt zóó de letterstaaf. Hierna draait het gietwiel driekwart slag om, waardoor de mal uit de horizontale in een verticale positie komt. Een verticale plaat drijft de „linotype” uit de mal, tusschen een paar schaafmessen door, in de galei voor aan de machine. Een bewegende arm schuift de letterstaafjes een voor een in de galei op, waarin zij aldus kolomgewijze worden verzameld. Bij het draaien van het gietwiel is de voet van den Linotyperegel inmiddels reeds zuiver op hoogte afgeschaafd.
Wanneer de tot een regel gezette matrijzen aan haar doel hebben beantwoord, moeten zij weder gesorteerd en in de kanalen van het magazijn worden teruggebracht om opnieuw dienst te doen bij volgende regels. Daartoe worden zij verticaal in de hoogte gevoerd, als met stippellijnen in fig. 4 aangegeven, en dan zijwaarts opgeschoven totdat de tandjes in de ribben van de plaat R pakken. Die plaat wordt dan omhoog gebracht, eveneens met stippellijnen aangegeven, den gebeden regel meevoerende naar het distribueertoestel boven het magazijn. De spatiën blijven achter en worden zijwaarts bij H weder ingeschoven. De terugvoering der matrijzen naar hare kanalen wordt door een buitengewoon eenvoudig mechanisme bewerkstelligd. Bij elke matrijs (fig. 3) zijn de tandjes b bovenaan in een bijzondere volgorde of aantal aangebracht, al naar de letter die zij draagt.
Met andere woorden, een matrijs met zekere letter heeft een combinatie tandjes afwijkende van die eener matrijs met een andere letter, en deze tandjes zijn het waarop de sorteering of „distributie” voornamelijk neerkomt. Als in fig. 4 en 6 afgebeeld, is een rechte stalen staaf T boven de openingen der kanalen van het magazijn aangebracht. Deze staaf is aan den onderkant van ribben voorzien, waarin de matrijzen met hare tandjes blijven hangen. Elke matrijs blijft aan de ribben der staaf hangen, totdat zij boven haar eigen kanaal komt, waar de schikking der tandjes overeenkomt met de ligging der ribben op de staaf. Op dat oogenblik kan zij niet meer blijven hangen en valt naar beneden direct in het kanaal. Dit naar beneden vallen van eenige matrijzen in hare respectieve kanalen, terwijl andere hun wandeling langs de distribueerstaaf voortzetten, wordt op duidelijke wijze afgebeeld in fig. 6.
De beweging der matrijzen langs de distribueerstaaf wordt bewerkstelligd door lange schroefvormige stangen U (fig. 4), die naast de distribueerstaaf steeds in draaiende beweging zijn. Men ziet dus dat de matrijzen een kringloop door de machine maken: van de monding van het magazijn gaan zij naar beneden om tot een regel samengevoegd te worden; van daar komen zij voor het gietwiel om de karakters op het letterstaafje „linotype” voort te brengen om ten slotte weer op haar oorspronkelijke plaats in het magazijn te komen. Het is deze kringloop der matrijzen en het feit, dat het zetten van een regel, het afgieten van een andere en het distribueeren van een derde, gelijktijdig geschieden, die maken dat de machine met een verbazingwekkende snelheid kan werken,
De Monoline (fig. 7), ofschoon op ‘t eerste gezicht niets op de Linotype gelijkend, heeft er alle overeenkomst mee. Zij onderscheidt zich van de eerste machine in *t bijzonder door de matrijzen. Bij de Monoline heeft men lange, dunne staafjes, die een combinatie zijn van zes matrijzen, waardoor de hoeveelheid matrijzen zesmaal zoo klein is als bij de Linotype. De distribueering is ook vereenvoudigd. Niet matrijs voor matrijs, hier dus staafje voor staafje, zoekt zijn plaats op, maar de matrijzenregel, nadat ze op dezelfde wijze als bij de Linotype gegoten en weggevoerd is, wordt ineens gesplitst in gelijksoortige matrijzen, die dan in hun respectieve kastjes geschoven worden.
De Typograph (fig. 8, 9 en 10) onderscheidt zich van de beide vorige machines door veel eenvoudiger mechaniek. De machine bestaat in hoofdzaak uit een benedengedeelte, met giet- en regeluitvul-apparaat, en een draaibaar bovengedeelte, dat van een toetsenbord is voorzien, en straalsgewijze met 84 sterke draden overspannen is. Aan het boveneinde van eiken draad zijn een zeker aantal matrijzen, alle vUn dezelfde letter voorzien, opgehangen, die bij het aanslaan der toetsen, door hun gewicht in de juiste volgorde naar de verzamelplaats aan het vooreinde van den draad glijden. Een afzonderlijke toets dient voor het invoegen van de ringvormige spatiën of uitvulstukken. De bediening van de Typograph is zeer eenvoudig. De zetter leest de ter hoogte van de oogen voor hem liggende copie, regel voor regel en slaat achtereenvolgens de vereischte toetsen van het toetsenbord aan.
De koperen matrijzen komen daardoor in beweging en glijden langs hun geleiddraad naar de, ofschoon op ’t eerste voorzijde der machine, waar zijl zich tot een regel vereenigen. Na elk woord slaat de zetter de uitvultoets aan, waardoor een uitvulring zich in den matrijzenregel plaatst. Op deze wijze werkt de zetter voort, tot de regel ongeveer vol is, wat een vluchtige blik in het links boven het toetsenbord aangebrachte spiegeltje doet zien. Dan drukt hij op een knop, die zich vlak boven het toetsenbord bevindt, waardoor de drijfkracht het mechanisme in beweging brengt. Hierop volgt automatisch het sluiten van den matrijzenregel, vervolgens het uitvullen ervan door de uitvu.1ringen, waarna het giettoestel met den gietvorm zich naar den matrijzenregel beweegt. De gietpomp perst het vloeibare metaal in den gietvorm, gaat onmiddellijk terug, waarna de oogenblikkelijk (door afkoeling met water) gestolde regel uit den gietvorm gestooten en door een schaaf, van beide kanten langs de letters, gladgeschaafd wordt.
De gietvorm, waarin het vloeibare metaal geperst wordt, is zóó kunstig afgewerkt dat de geringste hoeveelheid lucht kan ontsnappen. Daardoor wordt het poreus gieten, mits ook de gietpomp goed gesteld is en het metaal de juiste warmte heeft, steeds voorkomen. Daarop glijdt de nu geheel gereed zijnde regel in de ondergalei, waar hij zich achter zijn voorgangers aansluit. In 5 seconden wordt automatisch elke regel spiegelglad, volmaakt zuiver (wat lengte, breedte en hoogte betreft) en afgeschaafd afgeleverd. De zetter licht hierop het bovenste gedeelte der machine omhoog en werpt het achterover, waardoor alle matrijzen naar hun plaatsen terugglijden, m. a. w. gedistribueerd worden. De machine is dan voor het zetten van een volgenden regel gereed.
Het wippen van het bovendeel gaat met behulp van een spiraalveer uiterst gemakkelijk en na eenige oefening bijna geheel machinaal, terwijl de zetter inmiddels den noodigen tijld heeft voor het verder lezen der copie. De door het gieten verhitte deelen worden afgekoeld door een waterleiding, door de machine gevoerd, wat men bij andere machines mist.
Nu blijft ons nog de Monotype, ook wel Lanston Monotype genoemd (fig. 11, 12, 13). Deze bestaat in hoofdzaak uit twee deelen, n.l. een toetsenbord en een gietmachine. Aan het toetsenbord opereert de zetter evenals aan andere zetmachines, doch met dit onderscheid, dat de operateur hier zich met niets anders heeft te bemoeien dan met zijn toetsen en het uitvullen der regels, wat hij bewerkstelligt door aan het einde van iederen regel een of anderen cijferknop omlaag te drukken, die het uitzetten der spaties regelt. Het toetsenbord bestaat uit drie hoofddeelen: een samenstel van toetsen, correspondeerende met de letterteekens van de lettersoort die gebruikt wordt, een serie van priemen, en een lengteschaal-beweging, die de lengte van den regel bepaalt. De toetsen bevatten, buiten de onderscheidene letterteekens van de onder- en bovenkast, spatiën, die onderworpen zijn aan dikteverandering op de gietmachine, ten einde de juiste lengte van de regels te verzekeren met betrekking tot het opvullen der regels. De keus van de toets, hetzij romein of cursief, onder- of bovenkast, of van een spatie, en de druk daarop aangebracht, bewerkstelligt de perforeering van een papieren strook op zoodanige wijze dat, wanneer aangebracht op de gietmachine, deze perforatiën oorzaak zijn dat de matrijs, die het letterteeken, door de neergedrukte toets vertegenwoordigd, zich naar het gietpunt begeeft.
Aangewezen om op bepaalde regellengte te werken, regelt de toetsenbord-operateur een index, in overeenstemming met de gewenschte regelbreedte van het zetwerk. De machine zet op elke gewenschte afmeting van af twee tot veertig augustijn, zonder mechanische verandering, zoodat tabelwerk eveneens met het grootste gemak op deze machine kan worden gezet. Het gieten geschiedt in omgekeerde volgorde van het zetsel. De perforeeringen van elke gekozen letter op het toetsenbord zijn twee in aantal; door de gietmachine gevoerd, zal elk van deze gaten deelen in beweging brengen, die ae matrijs, waarvan de gaten en de toetsen, die ze maken, de vertegenwoordigers zijn, naar het midden voeren. De matrijzen worden gedragen in een bak (fig. 13), opgesteld op een slede, waarvan de deelen onderling zich rechthoekig bewegen. Bij een uitersten afstand van drie eng. duimen tot een minimum, drie tienden van een eng. duim, kan elk van deze matrijzen naar het gietpunt gebracht worden, en zoodoende vervolgt men van de eene gebruikte letter tot de andere in een volkomen rechte lijn.
Deze matrijzen zijn alle goed bevestigd en kunnen met eiken gewenschten spoed bewogen worden. Na over de mal geplaatst te zijn bevindt de matrijs zich op de laatste, en het letterteeken wordt verticaal gegoten, terwijl de stroom van metaal uit de pijp direct in de matrijs komt, die het eerst wordt gevuld, onmiddellijk gevolgd door vervaardiging van het corpus van de mal, hetgeen onder luchtdruk plaats heeft, waardoor men zeker is goede afgietsels te bekomen. De letters worden vervolgens van uit de mal in den transporteur gebracht, aldaar goed vastgehouden tot aan de plaatsing in den regel op de galei, en bij completeering van eiken regel schuift deze op, om voor den volgenden regel plaats te maken. De regels worden dus in losse letters gegoten, op de galei geplaatst, en onder het gieten in stukken opgebonden gelijk geschiedt met het gewoon handwerk. Zooals reeds medegedeeld, worden alle bewegingen van de giet- en zetmachine automatisch geregeld door de gaten in de papieren strook. De gaten verschillen van elkander slechts door de positie die zij innemen, en door de combinatiën, die ei* mede zijn gemaakt.
De machines zijn geconstrueerd met 15 positiën voor gaten, die gebruikt worden in combinatie met 15 andere gaten in verschillende positiën. Al deze gaten komen in rechte lijn te voorschijn, terwijl hun respectieve afstanden tot den voorkant van de strook verschillend zijn. Aldus veroorzaakt het gebruik van 15 mechanische bewegingen aan de eene zijde en 15 aan de andere zijde, 225 veranderingen, terwijl men met verdere uitbreiding van dit systeem, door het gebruik van enkele gaten aan de eene zijde van de machine een aantal ondergeschikte bewegingen verkrijgt, als die welke noodig zijn voor opvulling, terugbrenging naar het nulpunt, overdracht naar de galei, enz. Het zoo verkregen zetsel bestaat dus uit losse typen, die desgewenscht eenvoudig gedistribueerd kunnen worden om voor handzetten te gebruiken. De drukker die dus tot de aanschaffing van een Monotype overgaat is daarmede ook zijn eigen lettergieter geworden en kan zich van alle lettersoorten, waarvan hij zich de matrijzen heeft aangeschaft, elke hoeveelheid gieten. Het is ook noodzakelijk van elke lettersoort een kast vo'orhanden te hebben met het oog op de correctie die als bij gewoon handzetsel geschiedt.
De Monotype machine is de eenige waarbij het vrije gebruik van alle letterteekens van drie volledige letterkasten mogelijk is, zoowel onderen bovenkast als cursief en vette letter. De machinevorm, thans gebouwd en in den handel gebracht, heeft een complete voorraad van 225 letters, inclusief al de gewone teekens, die de zetter in zijn kast heeft, om bij: het zetten met de hand te gebruiken. Het gebruik van hoofdletters, kleinere soort van opschriften en boekletters voor courantenwerk is ook mogelijk zonder mechanische verandering. De machine giet en zet alles zooals het voorkomt, gewoon zetwerk, opschriften, ingewikkeld fabelwerk (zooals spoorwegboekjes), enz. De machine giet dus losse letters en geen regels, wat bij de correctie een aanmerkelijk voordeel geeft. Een financieel nadeel van de Monotype met de vorige machines, evenwel gedeeltelijk geneutraliseerd door het grootere voortbrengingsvermogen, is dat er twee man voor noodig zijn: de operateur, die het toetsenbord bewerkt, dus de eigenlijke zetter, en de lettergieter.
Deze laatste vervult evenwel een ondergeschikte rol, daar hij slechts te zorgen heeft voor de goede functionneering der gietmachine,. welker snelheid overigens volkomen onafhankelijk van hem is. De Monotype is bijzonder geschikt voor zoogenaamd „lastig werk”, n.l. het zetten van catalogussen of encyclopedieën, waarin gecursiveerde en vette woorden in eiken regel voorkomen. De aanschaffing van dure koperen „ondergronden” maakt de Monotype totaal overbodig, daar van allerlei ornamenten, z.g. palmetjes, op zuiver Didotsysteem, zooveel gegoten kan worden als men maar mocht noodig hebben voor coupon- of titelbladen voor waardepapieren. De laatste vordering is dat de drukker zijn eigen smoutletter tot op 36 punten corps kan gieten.