Gepubliceerd op 14-03-2021

Wantsen

betekenis & definitie

onderorde der Halfvleugelige insecten (zie Halfvleugeligen), ook naam van verschill. familiën daarvan: zie Corisiae, Capsini (Blindwantsem of Fijnsprieten), Reduvini (Loop- of Roof wantsen), Notonectici (Rugzwemmers), Nepini (Waterschorpioenwantsem). Tot deze insectengroep behooren verder de Vliezige wantsen, Membranacei, omvattend een aantal landwantsen, wier voornaamste kenmerk is, dat de uit slechts drie leedjes bestaande zuigsnuit in een groeve onder de keel en borst verborgen ligt.

Overigens hebben zij sprieten die uit vier leedjes bestaan en in een knopje eindigen. Het geheele lichaam is plat gedrukt en, waar vleugels zijn, zijn ook de dekvleugels meer vliezig dan bij andere W. Eenige soorten, namelijk die van het geslacht Cimex Lin. (Acanthia Fabr.) missen echter de vleugels. Daartoe behoort Acanthia of Cimex lectularia, de weegluis of wantluis, die het bloed van mensehen zuigt en zich in ledikanten en elders in reten en gaten van het houtwerk van woningen, onder tapijten enz. verbergt. Zij is naar men wil afkomstig uit Indië, doch was reeds in de oudheid in het zuiden van Europa bekend. Tegenwoordig komt zij over de geheele aarde voor.

Zij is zeer vruchtbaar, bestand tegen felle koude, en kan lang zonder voedsel; zij is in de reten en gaten waarin ze zich ophoudt, moeilijk te bereiken en daarom zijn vooral oude gebouwen met vermolmd houtwerk uiterst moeilijk van deze parasiet te zuiveren. Angstvallige zindelijkheid, vooral gedurig wasschen met heet water en bestrijken met petroleum van het houtwerk enz., benevens het zorgvuldig opzoeken en verdelgen der eitjes zijn nog de beste middelen om zich van haar te bevrijden. De aangeprezen zuiveringsmiddelen zijn gewooniijk nutteloos, tenzij ze een of ander vergift bevatten, bijv. een kwik- of arsenicumpraeparaat, doch dan is het middel gevaarlijk en met omzichtigheid aan te wenden. Soorten van hetzelfde geslacht leven parasitisch op vogels en zoogdieren; zoo Cimex hirundinis op zwaluwen, C. pipistrelli op vleermuizen, sommige gevleugelde soorten van het geslacht Aradus (zie ald.) leven onder boomschors. De andere hier te lande voorkomende soorten dezer fam. behooren tot de geslachten Zosmenus en Monantha. De fam. der Waterloopers of Oeverwantsen, Hydromyci s.

Ploteres
, omvat een aantal waterwantsen, die zich aan de oppervlakte van het water ophouden, zonder daarin onder te duiken. Zij hebben een smal lichaam, met een kop zonder halsvormige insnoering, sprieten die uit vier, en een zuigsnuit, die uit drie leden bestaat; de middel- en achterpooten zijn lang, de tarsen hebben twee leedjes. Het lichaam is van onderen met korte haartjes bezet, waartusschen de voor de ademhaling noodige lucht wordt opgenomen. Het voedsel dezer waterloopers bestaat uit andere insecten, die zij bij hunne voortschietende beweging over het water grijpen. De wijfjes leggen hare langwerpige eieren op rijen aan waterplanten en omgeven deze met een weefsel. Zeer algemeen aan de oppervlakte onzer binnenwateren zijn de soorten van Hydrometra Fabr. (Gerris Lat r.), H. lacustris en H. thoracica. Een andere, minder veelvuldig voorkomende inlandsche soort is Velia currens. Het opmerkelijk geslacht Halobates Eschsch., bevat vleugellooze soorten, die zich in de tropische zeeën aan de oppervlakte van het water ophouden.

< >