vorstendom, een der bondsstaI ten van het Duitsche Rijk, 1121 km.2 groot ; en in 1900: 57.918 inw.; bestaat uit twee ge| scheiden gedeelten: 1) het vroegere graafschap ! W., 1055V2 km.2 groot, omgeven door de ! pruis. prov. Westfalen en Hessen-Nassau, en 2) het slechts 6572 km.2 groote, tusschen Pruisen, Brunswijk en Lippe gelegen vorstendom Pyrmont.
Het hoofdgedeelte is bergland; de hoogste berg van het landje is de 831 m. hooge Ettelsberg; de vlakte van Corbach neemt het midden van het hoofdgedeelte in. Rivieren: Diemel en Eder. Hoofdmiddelen van bestaan: veeteelt en landbouw; eenige mijnbouw op ijzer; industrie onbeduidend; ook de handel is gering, vooral door het gebrek aan spooren waterwegen. Voorn, inrichting v. onderwijs is het gymnasium te Corbach. W. is een erfelijke, constitutioneele monarchie; staatsinrichting van 1852. Regeerend vorst: Friedrich (sinds 1893).
Landdag van 15 afgevaardigden, indirect gekozen. In den rijksdag 1 vertegenwoordiger. Staatsinkomsten en uitgaven gemiddeld IV2 mill. mark. W. wordt sedert het accessieverdrag van 1867 feitelijk bestuurd door Pruisen; de vorst is de vertegenwoordiger van het land naar buiten en heeft verder zeggenschap in kerkelijke aangelegenheden, het recht van begenadiging en het veto ten aanzien van nieuwe wetten. W. is verdeeld in 4 kreitsen: Eder. Eisenberg, Pyrmont en Twiste.
Landskleuren: rood, geel. Hoofdstad Arolsen. Het stadje W. in den kreits Eder heeft 500 ! inw.De vorsten van W. stammen af van de ' graven van Schwalenberg, die in de middeleeuwen in de streken van Diemel en Wesar uitgestrekte goederen bezaten (oudste voorvader, van wien ieta met zekerheid bekend is: graaf Widekin:!, overl. 1137), die gedurig verdeeld, onderverdeeld, hereenigd en opnieuw verdeeld werden, waarbij tal van liniën ont! stonden. In 1397 deelden de zoons van den populairen Hendrik den IJzeren het vaderlijk gebied zoo, dat Hendrik V (1397—1442) het ; toenmalige graafschap W. verkreeg. Gedureni de de regeering van graaf Philips IV, die ! later ook tot het Schmalkaldisch Verbond toetrad, werd in 1526 de hervorming in W. ingevoerd. Een zijner opvolgers, George Frederik (1664—92, de laatste der Eisenbergsche linie) nam in 1682 den titel van vorst aan en sloot in 1685, teneinde verdere versnippering van het land te voorkomen, met de overige leden van zijn geslacht een verdrag, waarbij bepaald werd, dat voortaan het vorstendom in zijn geheel zou overgaan op den eerstgeborene onder de erfgenamen der kroon. Bij zijn dood kwam zijn gebied en allengs ook de andere deelen der Waldecksche landen aan Christiaan Lodewijk (overl. 1706), van de jongere linie Wildungen. Sinds dien tijd is W. steeds verbonden gebleven.
Lodewijks opvolger, Anton Ulrich, liet het slot te Arolsen bouwen en werd in 1712 in den rijksvorstenstand verheven. Hij werd in 1728 opgevolgd door zijn zoon Philip, die een half jaar later reeds stierf, het vorstendom nalatende aan zijn broeder, Karel, die tot 1763 regeerde. Diens tweede zoon en opvolger, Frederik, trad in 1807 met tegenzin toe tot het Rijnverbond; hij overl. in 1812. Zijn broeder George, die van 1805 af Pyrmont al had bestuurd, volgde hem op, doch regeerde slechts een jaar. Hij werd opgevolgd door zijn oudsten zoon, George Hendrik (1813—45), die in April 1816 het land een grondwet gaf en in 1832 zich aansloot bij den Zollverein. Bij zijn dood kwam zijn zoon George Victor aan de regeering, onder regentschap van zijn moeder.
De revolutionaire beweging van 1848—49 deed zich ook in W. gelden en in Mei 1849 kreeg het land een zeer democratische grondwet. Nadat de rust was weergekeerd, werden de toegestane vrijheden spoedig weer teruggenomen en op denzelfden dag dat vorst George Victor meerderjarig werd en zelf de regeering in handen nam (17 Aug. 1852), trad de thans nog geldige grondwet in werking, die den monarchistischen regeeringsvorm ten volle herstelde. In den oorlog van 1866 stond W. aan de zijde van Pruisen, in 1867 sloot het zich aan bij den Noord-Duitschen Bond. Weldra bleek het, dat het arme landje niet bij machte was om de lasten, aan die aansluiting verbonden, te dragen, en de Landdag sprak toen de wenschelijkheid uit van volkomen vereeniging, van inlijving van W. bij Pruisen. De vorst verwierp. echter dit denkbeeld, en ook in Pruisen vond het geen instemming. Niettemin kwam in Juli van dat jaar tusschen beide landen een verdrag tot stand, waarbij de vorst in naam souverein bleef en het bestuur op Pruisen overging.
Dit verdrag, voor den tijd van tien jaar gesloten, is in 1877 en 1887 vernieuwd, de laatste maal voor onbepaalden tijd. Vorst George Victor stierf in 1893 en werd opgevolgd door zijn zoon Frederik. Literatuur: Curtze, Geschichte und Beschreibung des Fürstentums Waldeck (Arolsen 1850), dezelfde, Beiträge zur Geschichte der Fürstentümer Waldeck und Fi/rmont (ald. 1864, 2 dln., dl. 3 van Hahn, 1872), A. Wagner, Geschichte Waldecks und Pyrmonts (1888).