of Boschspinnen, Mygalidae, familie van ware spinnen uit de groep der Vierlongigen, Tetrapneumones, omvat eenige der grootste spinnen, die ook door haar ruig behaard lichaam een zeer onbehagelijken indruk maken. Eenige, zooals de zuidamerik. Mygale avicularia, de javaansche M. javanica, M. fasciata van Ceylon, bereiken, met inbegrip der pooten, een grootte van 5 of zelfs 18 centim.
Zij maken een soort van buisvormig, uit stevige draden samengesteld spinsel binnen holten en gaten. Tegen den avond gaan zij op roof uit of wachten den buit aan den ingang hunner woning af. Haar prooi bestaat meerendeels uit insecten. Intusschen wordt verzekerd dat de V. ook kleine vogels, kolibri’s, zelfs rijstvogels, door een beet met haar giftkaken kunnen dooden. De door het wijfje gelegde eieren, omstreeks 2000 in getal, zijn bevat in een cocon ter grootte van een okkernoot. In Zuid-Europa leven eenige kleinere soorten van het geslacht Gteniza Latr., de nestmakende vogelspin of metselspin, 2—2.5 c.m. lang, welke merkwaardig zijn wegens de kunstvaardigheid, waarmede zij haar woningen bouwen. De spin graaft daartoe een diepe gang in den grond, bekleedt deze inwendig met spinsel en maakt aan den ingang een * cirkelrond dekseltje, dat, als een deur, aan de eene zijde met het spinsel van de gang verbonden is, zoodanig dat het dekseltje kan worden opgelicht en van zelf weder dichtvalt.