Gepubliceerd op 14-03-2021

Viverra

betekenis & definitie

Civetkat, geslacht van roofdieren, behoorende tot de familie der „sluipende katten”, Viverrida. Zij hebben een volledig, scherp gebit, met 6/6 snijtanden, aan eiken kant 1/1 hoektand en 6/6 kiezen. Het gebit komt dus meer met dat van den hond overeen, doch door de ruwe tong, de half voor terugtrekken vatbare klauwen en de levenswijze gelijken zij meer op de katten.

De pooten zijn kort, hebben alle 5 teenen en behaarde voetzolen. Het zijn kleine, levendige, bloedgierige roofdieren, met een langwerpig lichaam, die zeer goed klimmen en snel loopen en zich voeden met vogels, eieren, amphibiën, kruipende dieren en kleine zoogdieren. Vele zonderen uit klieren aan het achterlijf eene sterk riekende vloeistof af, die veel op muskus gelijkt, het civet, dat in de parfumerie gebruikt wordt. Hiertoe behooren: de Afrik, civetkat (Viverra civetta, plaat Viverrida, fig. 1) 0.70 m. lang, staart 0.37 m., met manen op den rug, grijzen pels met zwartbruine vlekken, in de bergstreken van Afrika; de Aziatische civetkat (V. zibetha), met geringden staart, in China. Deze beiden leveren het civet. De Basse (V.

Rasse)
ziet men veel in dierentuinen, 60 c.m. lang, met geelbruinen, hier en daar gevlekten pels, in Indië, en de Genetkat (V. Genetta, fig. 2), lengte 0.55 m., staart 0.40 m., die in vochtige bossehen in het Atlasgebergte en ook in Spanje en Zuid-Frankrijk voorkomt, een zeer langgerekt lichaam met kleinen kop en spitsen snuit heeft. Het dier is zeer moordlustig, doch kan getemd worden. Het vel is licht geelachtig grijs, met zwarte vlekken en is een zeer gezocht pelswerk. Tot dezelfde familie der „sluipende katten”, doch tot andere geslachten behooren: de ichneumon of pharaosrat (Herpestes ichneumon, zie ald. en plaat fig. 3); de fossa of fretkat (Cryptoprocta ferox), op Madagaskar, met een zeer gestrekt lichaam en langen staart, zeer gespierde pooten en licht geelachtig rooden pels. Het is een zeer wild en gevaarlijk dier; de zebramangoest (Herpestes fasciatus), 0.40 m. lang, staart 0.20 m., vaalgrijs van kleur, met 9—15 zwart met witte dwarsbanden op den rug, waarvan de naam afkomstig is; leeft in Oost-Afrika, Mozambique en aan de Kaap op rotsen, dikwijls in gezelschap van klipdassen en doomhagedissen, en wel in eene soort van symbiose, daar de laatste dieren de beide anderen voor gevaar waarschuwen en omgekeerd door dezen beschermd worden.

De mangoest is zeer slim en leerzaam en wordt veel als huisdier gehouden. De rolmarter, moesang of koffierat (Paradoxurus tgpus), is iets grooter dan de mangoest, doch heeft een längeren staart en is zwart gevlekt. Leeft in Achter-Indië, Sumatra, Java en Borneo, van kleine zoogdieren en vogels, doch ook van vruchten en doet veel schade aan de ananasaanplantingen en aan de rijpe bessen van den koffieboom; vandaar de naam koffierat.

< >