Gepubliceerd op 23-02-2021

Koffie

betekenis & definitie

de van hun hulsels ontdane en gedroogde zaden der soorten van het plantengeslacht Coffea, dat tot de familie der Rubiaceeën (zie ald.) behoort en inheemsch is in tropisch Afrika en Azië. Van de 29 of 30 bekende Coffea-soorten worden slechts twee in het groot gekweekt, n.l.

Coffea arabica en Coffea liberica. De eerste is inheemsch in Zuid-Abyssinië, vanwaar zij naar Arabië is overgebracht, de tweede in Liberia. De arabische koffieplant gedijt het best in hooge, de liberische daarentegen in lage streken. In het wild bereikt zij een hoogte van 5—15 meter; op de plantages wordt zij evenwél in den regel door topping in haar ontwikkeling belemmerd, voornamelijk om het inoogsten der rijpe vruchten te vergemakkelijken. Zij verlangt een gemiddelde temperatuur van 15° C. en veel vochtigheid. Haar bladen zijn altijdgroen, lederachtig, elliptisch van vorm; in hun oksels ontspringen kleine, witte, welriekende, tot bijschermen vereenigde bloempjes.

De vrucht is een bes ter grootte van een kers, eivormig, soms rond, in den rijpen toestand donker violet van kleur; elke bes bevat, behalve een kleverige, lafzoete massa, twee, met hun vlakke zijde tegen elkander liggende zaden (koffiebonnen), beide besloten in een dun, broos stroogeel hulsel, de hoornschil; deze zaden bestaan uit een hoornachtig kiemwit en een uiterst kleine, excentrische kiem; de zaadhuid bestaat uit een fijn, halfdoorzichtig vlies, het z.g. züvervlies. Soms bevat een bes, door het mislukken van een der zaadknoppen, slechts één zaad van eironden vorm, en mannetjes- of parelkoffie geheeten. Zeldzamer komen in een koffiebes meer dan twee zaden voor. De koffieplant bloeit ongeveer het geheele jaar door en zij bevat steeds vruchten van verschillenden graad van rijpheid; de rijpe worden geoogst en hetzij eerst gedroogd en dan van het ingedroogde vruchtvleesch en de hoornschil ontdaan, hetzij niet eerst gedroogd maar dadelijk gebolsterd west-indische of natte methode), en vervolgens naar de havenplaatsen verzonden. In 1901 bedroeg de koffieproductie der geheele aarde 15.460.000 zak van 60 kilogram; daarvan leverde Brazilië 11.500.000 zak, Guatemala, Costa-Rica, Mexico, Salvador en Nicaragua tezamen 1.150.000, Venezuela, Columbia, Ecuador en Peru tezamen 1.050.000, Portorico; Jamaika 200.000, Haïti 450.000, Nederlandsch-Indië 570.000, Engelsch-Indië, Ceylon en j Manila tezamen 315.000, Afrika en Arabië \ tezamen 225.000 zak. De voornaamste koffiemarkten der wereld zijn New-York, Hamburg, Londen, Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen.De K. is geen voedingsmiddel; het aftreksel der gebrande en tot poeder gemalen koffieboonen werkt opwekkend op het zenuwgestel en bevordert de spijsvertering; bij prikkelbare personen veroorzaakt het overvloedig drinken van K. hartkloppingen en maagkrampen. De belangrijkste eigenschappen der K. zijn haar vermogen om den honger voor het oogenblik te stillen, en haar kracht om de werkzaamheid van den geest te verhoogen; deze eigenschappen berusten op haar caffeïnegehalte en ook op andere bestanddeelen, waarvan enkele zich eerst bij het branden vormen.