een muz. term waarmede de verhouding van den eenen toonaard ten opzichte van den anderen werd aangeduid; verwant in den len graad zijn de dominant en de subdominant (in C, bijv. G en F) omdat de toonladder van dominant en subdominant slechts met één toon afwijkt (C heeft geen voorteeken, de toonladder van G heeft fis, die van F, bes).
In de moderne theorie wordt de T. onder een ander gezichtspunt (niet van melodisch, maar van harmonisch standpunt) beschouwd; zij is daardoor een geheel andere. Met C verwant in den len graad zijn: g, f, e, as, a, es; C :g zijn bestandeelen van het 0-majeur-(dur-)-accoord of van ’t c-mineur(moll-)-acc. C :f het F-maj.-acc. of f-min.-acc.; C : as het As-maj.-acc. of f-min.-acc. De T. is een gewichtig onderdeel (leer van de uitwijkingen, Modulationslehre) der compositieleer.