Gepubliceerd op 14-03-2021

Timon

betekenis & definitie

1) uit Phlius in de Peloponnesus, de Sillograaf genoemd, geb. omstreeks 325, overl. omstreeks 235 v. Chr., wijdde zich aan de wijsbegeerte en verbond daarmede tevens de studie der heelkunde; hij heeft de sceptische leer van Pyrrho te boek gesteld en verbreid.

2) T., een door zijn bitteren menschenhaat bekend Athener, bijgenaamd de Misanthroop, tijdgenoot van Socrates, bestreed met zijn bijtenden spot het toenmalige zedenbederf in Athene, vermeed den omgang met menschen en woonde in een afgelegen torenaclitig huis; hij diende dikwijls den blijspeldichters tot doelwit van hun geestigheid.

In overdrachtelijaen zin beteekent T. menschenhater.

< >