L., nachtschade, plantengeslacht der fam. Solanaceae, kruiden, heesters of boomen, dikwijls met doornige bladeren en takken; de vrucht is een vergiftige veelzadige bes.
Van de omstreeks 900, meest in tropisch Amerika voorkomende soorten, treft men in Ned. in ’t wild aan: 8. dulcamara L., bitterzoet, kwalster, walschot, walshout, weerhout, een heesterachtige plant met langwerpig-eironde bladeren, violette bloemen en eironde of elliptische, scharlakenrood© bessen. De stengels rieken onaangenaam en smaken eerst bitter, later zoet; zij waren als stipites Dulcamarae officineel. 8. nigrum L., dolkruid, walschot, hondebes, zwarte nachtschade, algemeen onkruid met donkergroene bladeren, witte bloemkroon en zwarte glanzende bessen (of fraai groen var. chlorocarpum) en 8. villosum L m k., ‘met dichtbehaarde, bijna vlokkige stengels en bladeren en gele bessen; verder: 8. iuberosum L., aardappel (zie ald.), S. Lycopersicum Trn., tomaat (zie Paradijsappel)* Als sierplanten: 8. esculentum Du wal. (8. melongena L.), eierplant, uit N.-Afrika, wier witte, eivormige, eetbare bessen in Z.-Europa ook als groente genuttigd worden.