Gepubliceerd op 18-03-2021

Schwarzwald

betekenis & definitie

Silva marciana, Abnoba, Zwarte woud, gebergte in zuidwest-Duitschland (Baden en Württemberg), loopt aan de westzijde van Zwaben evenwijdig met den Rijn. Van het zuiden naar het noorden gerekend, neemt het zijn aanvang bij Sackingen, waar de Rijn bij Bazel zijn grootste bocht maakt, en strekt zich uit tot aan Pforzheim aan de Enz.

De wateren, die aan de westzijde ontspringen, zooals de Wiesen, de Elz enz. loopen in den Rijn, die, welke hun oorsprong aan de oostzijde hebben, in den Donau uit. Deze laatste rivier neemt ook zelf in dit gebergte zijn oorsprong. Het dal van de Kinzig, dat zich van het z.o. naar het n.n.w. uitstrekt, verdeelt het geheele gebergte in twee hoofddeelen, het opper-gebergte in het z., het neder-gebergte in het n. Het Opper-S., een bergmassa uit graniet en gneis gevormd met diepe dalkloven, verheft zich aan de zuiden westzijde als een steile muur uit het Rijndal en doet zich van daar als een donkere indrukwekkende uitgestrektheid voor; naar het o. en z.o. zacht afhellende, vereenigt het zich aan deze zijde met de Zwabische Alpen. Het Neder-S., dat meer den vorm heeft van een plateau, bestaat grootendeels uit bonten zandsteen. Hoogste toppen: Belchen, 1415 m., Feldberg, 1494 m.; in het zuidelijk gedeelte, in het n. de Hornisgrinde, 1164 m.; overal met bosschen bedekt; eenige kleine doch diepe meren. Passen: Höllenpas (Freiburg-Donaueschingen) 910 m. hoog, en Kniebis, 972 m. hoog. Spoorlijnen: Offenburg—Singer en de Höllenthalbaan. Wijnbouw, sterke industrie (houtwerk, uurwerken).