Gepubliceerd op 18-03-2021

Scheepsketels

betekenis & definitie

Voor de voortstuwing komen in hoofdzaak in aanmerking liggende cylindrisehe ketels (schotsche) of waterpijpketels. Voor kleine vaartuigen en in het algemeen voor hulpdienst (Donkey-ketels) ook staande cylindrische ketels.

In de oorlogsmarine bezigt men thans bijna uitsluitend waterpijpketels, nadat gedurende verscheidene jaren daarover een felle strijd gestreden is. Men onderscheidt laatstgenoemden in ketels met wijde waterpijpen (Belleville, Niclausse, Dürr, Babeock en Wilcox, enz.) en in die met nauwe pijpen (Normand, Thornycroft, Schulz, Yarrow, Stirling, enz.). Hoofdredenen van deze toepassing zijn de wensch te sparen in gewicht en ruimte en vooral in den tijdduur die verloopen moet tusschen het geven van de order stoom te stoken en het onder stoom gaan. Deze voordeelen worden gekocht tegen de nadeelen van hoogeren prijs, duurder onderhoud, noodzakelijkheid van beter geschoold personeel, enz. In de koopvaardijvloot vindt men nog weinig waterpijpketels (uitgezonderd de: „Messageries maritimes”, met Belleville ketels, sommige Noord-Amerikaansche stoomschepen met Babcock en Wilcox ketels, enkele Rijnbooten met Dürr ketels, enz.).De Schotsche ketels voldoen uitstekend overal waar men niet tracht te veel stoom in een ketel te produceeren of m. a. w. te veel brandstof te verstoken per [j eenheid van het rooster.

Zij zijn enkel of dubbel (d. w. z. met vuren aan beide einden). Voor ruimtebesparing in het schip zijn gewoonlijk beperking van de lengte en eene groote middellijn voordeelig. De rompplaten worden zeer dik, waar èn stoomspanning èn middellijn groot zijn (1V4 a 11j2 Eng. duim). "

Het materiaal is vloei-ijzer dat staal genoemd wordt. Vroeger was de Ketelmakerij1 een tamelijk ruw bedrijf. Tegenwoordig wordt met eene groote mate van precisie gewerkt; o. a. worden alle gaten geboord in de op elkaar sluitende platen nadat deze gebogen en samengesteld zijn. Het aantal vuurgangen per ketelfront bedraagt van 1 tot 4. (Bij1 hooge uitzondering 5). Daar de gladde vuurgangen menigmaal bij hooge spanningen bleken gevaar op te leveren, heeft men met succes gegolfde en geribde vuren ingevoerd (Fox, Morrison, Purves). Ofschoon er ketels zijn die met eenigszins zout water eenigen tijd zonder groote bezwaren gewerkt hebben, is het bij' de hedendaagsehe hooge stoomspanningen noodig met zoetwater te voeden. Om de verliezen aan zoetwater te dekken neemt men een hoeveelheid mede, bijv. in den dubbelen bodem en maakt verder aan boord voedingwater in „Evaporators”.

Literatuur: Lichtenbelt, Het Scheepsstoomwerktuig (deel I); Dr. G. Bauer, Schiffsmachinen und Kessel; Bertin, Chaudières marines. Zie ook Stoomketel.

< >