ook Saksen-Meiningen-Hildburghausen geheeten, een tot het Duitsche Rijk behoorend hertogdom, in Thuringen, in grootte de 13e, in bevolking de 14e bondsstaat; oppervlakte 2468 km.2; in 1900: 250.731 inw. (voor het meerendeel protestanten). S. is bergachtig, met vele vruchtbare dalen.
Middelen van bestaan: landbouw, veeteelt, bosoheultuur, mijnbouw (op lei, ijzer, steenkool, verf- en porceleinaarde), salinen (te Salzungen, Neusalza en Friedrichshall, bitterwater), industrie (fabrikage van ijzerwerk, glas, porcelein, kinderspeelgoed enz.); handel niet onbeduidend. Onderwijs: 300 lagere scholen, 2 gymnasia, enz. S. is een constitutioneele erfelijke monarchie; grondwet van 23 Aug. 1829; landdag van 24 afgevaardigden (directe verkiezing met geheime stemming). Het land is verdeeld in 4 kreitsen: Meiningen, Hildburghausem, Sonneberg en Saalfeld; hoofdstad is Meiningen. Zie ook de tabellen bij Duitschland.
Geschiedenis
De linie S. werd 1630 gesticht door Bernhard, derden zoon van Ernst den Vromen. Hertog George (1763—1803) voerde 1801 het eerstgeboorterecht in; hij bevorderde de industrie en verbeterde de scholen en werd 1803 opgevolgd door zijn minderjarigen zoon Bernhard Erich Freund, aan wien bij het gothasch verdeelingsverdrag van 1826 het stamland bleef; buitendien kreeg hij het hertogdom Hildburghausen en Saalfeld. Een nieuwe grondwet werd voor alle deelen des lands als constitutie volgens het verdrag 23 Aug. 1829 gepubliceerd. Een langdurige twist over de zeer rijke domeinen werd eerst 1871 in dier voege bijgelegd, dat aan het hertogelijk huis drie, aan het land twee vijfden der domeinen werden toegewezen. Door de bewegingen van 1848 zag de regeering zich gedwongen, vrijheid van drukpers, recht van vereeniging en vergadering toe te staan en uit de hoogste bestuurs-colleges het hertogelijk staatsministerie te vormen. In de duitsche aangelegenheden trad S. tot de pruisische unie toe en hield zich aan de pruisische politiek. Bij het uitbreken van den duitschen oorlog van 1866, plaatste de hertog zich aan de zijde van Oostenrijk, wat ten gevolge had, dat hij 20 Sept., om de zelfstandigheid van het hertogdom te redden, ten gunste van den erfprins George II afdankte; deze sloot 8 Oct. vrede met Pruisen en trad tot den Noordduitschen bond, en later tot het Duitsche rijk toe. Het gevolg daarvan was een reorganisatie der belastingen. Ook op het gebied van het onderwijs werden hervormingen ingevoerd, alsmede op kerkelijk gebied. Op 4 Maart 1896 nam de landdag het wetsontwerp ter regeling der erfopvolging aan; deze werd daarmede volgens het recht van eerstgeboorte en volgens de linie geregeld.