rupsen, maskers, Erucae, de larven (zie ald.) der 'vlinders. Zij ontwikkelen zich uit de eieren, welke door de vlinders gewoonlijk los worden nedergelegd op de plaats, waar de rupsen haar voedsel, zullen moeten vinden.
De rupsen hebben onderkaken, 12 oogen aan den kop, een languitgestrekt, twaalfledig, rolvormig lichaam, dat dikwijls sterk behaard en fraai gekleurd is, met 9 luchtgaten aan elke zijde, drie paren haakvormige klauwen aan de borst, en meestal 4 paren ronde, vleezige achterpoorten; daarbij komt nog een paar bijvoeten, welke men gewoonlijk naschuivers noemt. Onder den mond bevinden zich de spinklieren. De rupsen leven van planten, hout, verdroogde dierlijke stoffen, enz. Zij vervellen meermalen, en worden in den herfst tot een pop (vele .spinnen zich in), waaruit in het volgende voorjaar de vlinder te voorschijn komt. De rups der dagvlinders heeft een duidelijk afgezonderden kop, 8 paar voeten, en is dikwijls bezet met stekelige haren en doornen; zij verpopt zich in de vrije lucht, terwijl zij zich aan een spindraad laat hangen; de pop is hoekig van vorm; bij vele soorten is zij goudkleurig. De rups der avond- of schemeringvlinders leeft op planten, zonder groote schade aan te richten, is glad en geleed, meestal zeer fraai geteekend en gekleurd. De rupsen der nachtvlinders hebben meestal geene voeten, leven verborgen, en richten groote schade aan onder pelterijen, wollen stoffen, graan, boonen, enz. Zij verpoppen zich in bijzondere omhulsels of kokers. Andere rupsen van nachtvlinders daarentegen hebben 8 paren voeten, en verpoppen zich voor een deel in een zeer fijn zijde weefsel. De zijdeworm is de rups van Bombyx mori. Het spinsel der rups van Bombyx atlas, welke in Indië leeft, levert in China de zoogenaamde wilde zijde op. Men heeft ook eenige fossiele rupsen gevonden. In barnsteen ontdekt men menigmaten rupsen.