Gepubliceerd op 18-03-2021

Riga

betekenis & definitie

hoofdstad van het russ. gouv. Lijfland (Livland), zetel van den gouv.-generaal der drie Oostzee-provinciën, na Pietersburg de voornaamste russ. handelsstad in ’t Oostzeegebied, in 1897: 282.943 inw.; ligt rechts aan de Duna, die zich eenige km. beneden de stad in de golf van R. stort.

De eigenl. haven, Bolder-Aa geheeten, bevindt zich bij den mond der rivier bij de vesting Dunamunde. Vroeger was R. een vesting, thans een open stad, maar heeft nog aan de n.-zijde een citadel met een rijk voorzien tuighuis. De stad is door drie voorsteden omgeven: de Mitausche over de rivier, de Petersburgsche en de Moskousche; deze hebben rechte en breede, de stad zelve nauwe en hoekige straten. De voorn, gebouwen in de stad zijn: het raadhuis en daar tegenover op het marktplein het Zwarthoofdenhuis, het ridderhuis van den Lijfl. adel, de nieuwe beurs, het rijks-entrepot; in de Petersb. voorstad: het blindeninstituut, het polytechnicum, het groote militaire hospitaal; in de Moskousche voorstad: het stationsgebouw, de koophal, enz. De handel is er belangrijk, vooral de uitvoer van vlas, hennep, granen, lijnzaad en hout. R. werd in 1201 door den Lijflandschen bisschop Alb. van Apeldern gesticht. Deze richtte er in 1202 tot bekeering der omliggende bevolking de orde der Zwaardbroeders op, die in 1237 met de duitsche orde vereenigd werd. R. sloot zich in 1522 bij de hervorming aan, kwam in 1581, 20 jaar na het overige gedeelte van Lijfland, onder poolsche heerschappij, werd in 1621 door Gustaaf Adolf veroverd, in 1700 door de Saksers belegerd, doch in het volgende jaar weder ontzet, en viel na den slag bij Pultawa, 4 Juli 1710, den Russen in handen.

< >