van schipbreukelingen. Het redden van in nood verkeerende schepelingen is bijna overal vrijwel uitsluitend overgelaten aan particulieren en het geheele tegenwoordige reddingswezen dankt zijn organisatie aan een aantal private maatschappijen, die aan de gevaarlijkste en drukste punten der kusten van Noord- en West-Europa reddingsstations met de daarbij behoorende reddingsmiddelen onderhouden.
In Engeland werd reeds in 1789, onmiddellijk na de schipbreuk van de Adventure in de monding van de Tyne, een maatschappij tot R. opgericht, die echter nimmer veel beteekenis kreeg. In 1824 werd door William Hillary en anderen de National Institution for the Préservation of Life from Shipwreck gesticht, waaruit in 1854 de Royal National LifeBoat Institution for the Preservation of Life from Shipwreck ontstond. In hetzelfde jaar (1824) richtte hier te lande (te Rotterdam) de heer Willem van Houten de Zuid-Holl. maatschappij tot redding van schipbreukelingen op, die tegenwoordig op verschillende punten der kust, van Terheyden tot Cadzand, reddingsbooten, vuurpijltoestellen en andere reddingsmiddelen onderhoudt en verder medailles, getuigschriften en geldelijke belooningen uitreikt aan personen die met levensgevaar schipbreukelingen redden, zoo in open zee als aan de kusten; ook worden uit de renten van een fonds, in 1838 door mejuff. Ida Maria de Raath gesticht en door deze maatschappij beheerd, nagelaten betrekkingen van in de uitoefening van hun beroep omgekomen zeelieden ondersteund, terwijl verder uit een fonds, door den heer Emile Robin aan de maatschappij geschonken, premiën en onderstanden worden uitgekeerd. Te Amsterdam werd, eveneens in 1824 de Noord- en Zuid-Holl. reddingmaatschappij opgericht. In Frankrijk ontstond in 1865 de Société centrale de sauvetage des naufragés, in Duitsohland in hetzelfde jaar de Deutsche Gesellschaft zur Rettung Schiffbrüchiger. In de meeste overige door de zee bespeelde landen kwamen gelijke maatschappijen tot stand, zoo in België (1838), Denemarken (1851), Italië, Zweden, Spanje (1880), Rusland, de Ver. Staten (1871), China, Japan; in Oostenrijk is de havenpolitie uitgerust en verplicht tot het redden van schipbreukelingen; in België en de Ver. Staten wordt het geheele reddingswezen onderhouden door den Staat. De voornaamste hulpmiddelen bij de R. zijn de reddingbooten, vuurpijltoestellen, signaal- en verliehtingstoestellen, reddingboeien, reddinggordels, reddingbuizen. Reddingbooten zijn booten, zoodanig gebouwd, dat zij niet kunnen omslaan of wel zichzelf weer vlot maken en door stortzeeën met water gevuld, dit zelfwerkend weer loozen; men heeft in hoofdzaak twee stelsels: de Peakeboot, van hout, betrekkelijk zwaar gebouwd, voorzien van luchtkasten en bekleed met kurk, waardoor zij niet kan zinken; en de Francisboot, uiterst licht en gemakkelijk vervoerbaar, vooral bestemd voor afgelegen streken. Een even belangrijk reddingsmiddel is het vuurpijltoestel (vuurpijlbok), een werpmachine, waarmee men van den wal af naar een in de nabijheid der kust gestrand schip (tot een afstand van ongeveer 400 meter) een lijn kan werpen, waarmee de schipbreukelingen dan dikkere touwen naar zich kunnen toehalen, waarlangs zij vervolgens in een boei, bestaande uit een kurken gordel met een broek van zeildoek, aan land worden gehaald.