L. ranonkel, boterbloem, hanepoot, hanevoet (fam. Ranunculaceae) met omstreeks 150 over de geheele aarde verspreide soorten; overblijvende of éénjarige kruiden, met gaafrandige ingesneden bladeren en gele bloemen.
In Ned. twee soorten met gaafrandige bladeren: R. Lingua L. egelkolen, met rechtopstaande stengels en groote goudgele bloemen, aan waterkanten en R. Flammula L. bitterbloem, egelgras, met opstijgende of liggende stengels en minder groote lichtgele bloemen, op vochtige plaatsen; verder met ingesneden bladeren, o. a.: R. acer L. gewone boterbloem, R. repens L. kraaienpooten, R. bulbosus L. St. Anthonisraapje, met van onderen knolvormig verdikten stengel, R. sceleratus L., jeukkruid, (veroorzaakt blazen op de huid), R. arvensis L., kroon- of akkerboterbloem, met stekelige vruchtjes, tusschen koorn. Ook worden soms tot dit geslacht gerekend: Batrachium, zie Waterranonkel en Ficaria, zie Speenkruid. Als sierplanten vindt men R. asiatlcus L. met verschillende variëteiten.