nederl. schrijver en dichter, geb. 1774 te Amsterdam, waar zijn vader een boekhandel had, was eerst op een kantoor, daarna in zijns vaders boekhandel werkzaam en leerde in zijn vrijen tijd verscheidene nieuwe en oude talen. Hij woonde te Amsterdam, waar hij in 1833 overl.
Als dichter, vooral als puntdichter, heeft hij zich door oorspronkelijkheid en vernuft doen kennen. Voorn, zijner grootere werken: Biograi phisch, anlhologisch en critisch woordenboek der ' Nederd. dichters (Amst. 1821—27 6 dln.), Puntdichten (ald. 1809 en 10), Epigrarnmische anthologie (ald. 1821), en met Engelberts Gerrits Schoonheden en merkwaardige taf er celen uit de Nederl. geschiedenis (ald. 1825—29 8 dln.). Algemeen bekend is zijn Ncderd. rijmwoordenboek (Amst. 1829). Zijn verspreide Gedichten werden in 1825 bijeenverzameld uitgegeven. Ook bewerkte hij het eerste gedeelte van het Algemeen noodwendig woordenboek der samenleving (1831—61, tot het artikel Groenland).