de hoek, dien twee naar een zelfde punt getrokken gezichtsstralen met elkaar vormen. In de sterrenkunde dient de P. der hemellichamen tot bepaling van hun afstand.
Die afstand komt n.l. voor in een driehoek, waarvan de hoeken bekend zijn (de P. als tophoek, en een hoek aan de basis), en bovendien de basis (de aardstraal in het geval der dagelijksche P., de afstand aarde— zon in het geval der jaarlijksche P.). Men onderscheidt de jaarl. en dagel. P. De laatste is de hoek, dien twee lijnen met elkaar maken, welke men zich getrokken denkt uit een ster naar het middelpunt der aarde en naar een punt van haar oppervlakte; de jaarlijksche P. is de hoek, dien twee stralen, uit de ster afgezonden naar de zon en naar de aarde, met elkaar zouden maken. Om de dagelijksche P. eener ster te bepalen, moet men haar gelijktijdig op twee verschillende punten der aarde, liefst op denzelfden meridiaan gelegen, waarnemen. Wil men de jaarlijksche P. vinden, dan neemt men de ster waar bij tusschenpoozen van een half jaar.
