aan elkander gelijmde strooken van het uit de papyrusplant vervaardigde schrijfmateriaal, die dikwijls, na aan één zijde beschreven te zijn, om een aan het eind van het geheel aangebracht, van onder en van boven met knoppen voorzien staafje gerold werden. Zij zijn in groote menigte het eerst bij de uitgravingen van Herculanum te voorschijn gekomen, waar men sedert 1752 in de ruïnen van een romeinsch landhuis 1790 zulke volumina in halfverkoolden toestand (daarom ook Bibliolithen genoemd) vond, die, naar Napels vervoerd, een afzonderlijke afdeeling van het voormalig Museo Borbonico vormen.
Het afwikkelen der P., een uiterst moeilijk werk, werd door een door pater Antonio Piaggi uitgevonden machine vergemakkelijkt.Sedert het begin der 19de eeuw tot op den nieuwsten tijd heeft men in egyptische graven tal van afzonderlijke P. gevonden. De meeste bevatten oorkonden, die een interessanten blik geven op het bestuur en de toestanden van Egypte ten tijde der Ptolemeën en vooral in den romeinschen keizertijd. Andere, de z.g. Tooverpapyri, geven mededeelingen omtrent de eigenaardige vermenging van godsdiensten en het bijgeloof van dien tijd; weer andere geven fragmenten uit de grieksche literatuur. Buiten Egypte worden thans groote verzamelingen van P. bewaard in Londen, Parijs, Weenen, Berlijn en Leiden.