Audh, Oude Sanskrietsch Ajödhja, een voormalig, naar zijn oudste hoofdstad benoemd koninkrijk in Hindostan, sedert 1856 een prov. van het Eng.-Indische rijk, die onder den luitenant-gouvemeur der N.-W.-provinciën staat, strekt zich ten n. tot den voet van den Himalaya van Nepaul uit, wordt ten o. door Bichar, ten z. en z.-o. door Allahabad, ten w. door Agra en ten n.-w. door Delhi begrensd, telde in 1901 op 23.965 vierk. eng. mijlen 12.884.150 inw. De hoofdstad is Luknow.
Het noordel. deel behoort tot het moerasland Tarai; het overige tot den vlakken aangeslibden bodem van Hindostan en wordt van het n.-w. naar het z.0. door den Ganges doorstroomd. Klimaat vrij gezond, de plantenwereld rijk en veelsoortig, de dierenwereld van Hindostan talrijk vertegenwoordigd. De voortbrengselen zijn: weit, rijst, gerst, maïs, gierst, linzen, katoen, tabak, suikerriet, maankoppen en hennep voor bedwelmende dranken. Bij den landbouw gebruikt men uitsluitend ossen en buffels; ook houdt men er groote schapen- en geitenkudden. Er is veel soda, salpeter en zout. De bevolking van 0. heeft een oorlogzuchtig karakter.
De oude hoofdstad Oudh, ten o. van Luknow aan de bevaarbare Gogra, is thans zeer in verval; in de nabijheid ligt het overoude Ajodhja, thans een uitgestrekt veld van bouwvallen, Rambargh gen., d. i. de vesting van Rama, wiens wieg aan de talrijke bedevaartgangers getoond wordt. Ten n.-w. van Oudh ligt Bangla of Fyzabad, een vervallen stad, van 1730—75 de hoofdstad des lands. 0. vormde de kern van het rijk Kosala met de hoofdstad Ajodhja (vroeger ook Sakêta, bij de Gr. Sagida gen.), die reeds in het heldendicht Ramayana wegens hare grootte en pracht genoemd wordt. Omstr. 1193 werden stad en land door de Mohammedanen veroverd en zoo een deel van het rijk van Delhi. Bij het verval van dit rijk in het midden der 18de eeuw werd 0. door zelfstandige vorsten bestuurd, die met de Engelschen in oorlóg geraakten en aan de 0.Indische compagnie van hun gebied moesten afstaan en schatting betalen. Toen MohammedWadschid-Ali-Schah een onzinnig despotisme voerde, werd hij in 1856 door de Eng. genoodzaakt om voor een groot jaargeld zijn rijk aan de compagnie af te staan, hetgeen den opstand van 1857 ten gevolge had. In Dec. 1858 werd het koninkrijk O. weder aan de Eng. opperheerschappij onderworpen en sinds vormt het een gouv. der Noord westprovinciën (zie ald.).