(anatomisch instituut, anatomisch kabinet, de anatomie, de praepareerkamer, de snijkamer). Die inrichting aan eene universiteit waar zoowel het theoretische als het practische onderwijs in de ontleedkunde wordt gegeven.
Eene dergelijke instelling bestaat gewoonlijk uit een collegekamer, waarin de hoogleeraar zijne mondelinge voordracht houdt, toegelicht door praeparaten, teekeningen, photographieën, skioptikon, geschriften enz. Een museum waarin been-, spier-, zenuw- en vaatpreparaten gedroogd of in spiritus, modellen van was, papier-maché of gips, die bij het onderwijs noodig zijn, worden bewaart. Werkkamers voor den professor, de assistenten en het personeel, een of meer vertrekken voor mikroskopisehe anatomie, gelegenheid voor photographische opname, donkere kamer enz.Een kelder waarin het lijkenmateriaal, waarmede uithoofde der schaarschheid aan verreweg de meeste anatomische instellingen zuinig wordt omgegaan, wordt geconserveerd en bewaard tot het gebezigd wordt.
Eene zaal waarin de practische anatomie, eigenlijk anthropotomie, wordt onderwezen, de praepareerkamer, in den volksmond de snijkamer. Op draaitafels liggen daar een aantal cadavers, die vooraf geïnjiceerd zijn met een bederfwerend middel, of op andere wijze geschikt zijn gemaakt om desnoods jarenlang aan het bederf weerstand te bieden.
Onder leiding van den hoogleeraar en zijne assistenten, ook wel prosectoren genoemd, wordt den studenten geleerd door middel van scalpel en pincet, het menschelijk lichaam te ontleden, door de huid daarvan af te nemen, het vet en het interstitieele bindweefsel te verwijderen, zoodat de spieren, zenuwen, bloedvaten, gewrichten en beenderen bloot worden gelegd, om daardoor hunne onderlinge verhoudingen te kunnen bestudeeren. Tegenwoordig worden deze oefeningen, die in helder verlichte, verwarmde en zindelijk gehouden lokalen plaats grijpen, alleen bijgewoond door hen die dit voor hunne studiën behoeven; vroeger echter was dit anders. Galeatus hield in 1404 zjjne demonstraties gedurende 8 dagen op het Weener kerkhof, professor Albrecht te Göttingen was genoodzaakt zijn onderzoek in een vunzige donkere kelder te verrichten, verafschuwd door zijn tijdgenooten; doch daartegenover staat ook dat er ongeveer 200 jaren later bijna geen gewichtiger gebeurtenis bestond dan eene openbare anatomische demonstratie, waarbij de élite van dien tijd nooit ontbrak, en waarbij men zich tijdens de vertooning op wijn en koek vergastte.
Anatomische amphitheaters op de wijze van een romeinsch circus gebouwd, verschenen 1490 te Padua (het in 1560 verbeterde bestaat nog), 1566 te Montpellier, 1594 te Parijs, 1597 te Leiden en in 1644 te Kopenhagen.
Ter geruststelling van een gedeelte van het publiek kan worden vermeld dat de cadavers bij dit onderwijs gebezigd, nooit van de begraafplaats worden verkregen en dat, misschien ten spijt van enkelen, de tijd vervlogen is dat men zich aan eene dergelijke inrichting kan verkoopen.