duitsch geschiedschrijver, geb. 9 Oct. 1822 te Leer in Oostfriesland, werd 1845 leeraar te Osnabrück, later in Hannover, waar koning George V hem leerde kennen en hij in diens omgeving kwam, 1861 belast werd met de uitgave der werken van Leibnitz (zie beneden) en 1865 referendaris van de landsarchieven van Hannover werd. Reeds in zijn Geschichte Ostfrieslands (3 dln., Hannover 1854—58; op last der staten van Oostfriesland) blijkt zijn haat tegen Pruisen; alsmede in zijn werken: Der Könlg Friedrich 11 von Preussen und die deutsche Nation (Schaffhausen 1860, 2de dr. 1867), Tilly im Dreiszigjahr.
Kriege (2 dln., Stuttg. 1861), enz. Voorts schreef hij tal van brochures ter verdediging van den koning, die hem dikwijls raadpleegde (Der Erbfeind Deutschlands, enz.). In 1874 ging hij over tot het katholicisme, en woont thans te Weenen. Na den dood van koning George V gaf hjij een biographie van hem uit (Hannover 1878). Daar hem de voltooiing der uitgave van Leibnitz’ werken, waarvan tot 1884 elf dln. verschenen, onmogelijk werd gemaakt door het verbod, het archief van Hannover te gebruiken, schreef hij een breed aangelegd werk: Der Fall des Hauses Stuart (14 dln., Weenen 1875—87). Voorts schreef hij:.Dus Jahr 1683 und der folgende grosze Türkenkrieg (Graz 1882) en gaf nog uit: Corrispondenza epistolare tra Leopoldo I, imperatore, ed il P. Marco d’ Aviano, capuccino (ald. 1888), alsmede een nieuwe uitgave van zijn werk over Tilly onder den titel Der Dreiszigjahrige Krieg bis zum Tode Gustav Adolfs 1633 (3 dln., Paderborn 1891 vlg.).
