L. (fam. Oleaceae), 30 soorten, vooral in Kaapland, Australië en O.-Indië; boomen of struiken met tegenovergestelde bladeren, kleine, dikwijls welriekende bloemen en eenzadige steenvruchten.
O. Europaea L., Olijfboom, is in wilden toestand een doornige struik (Oleaster), doch gekweekt een ongedoornde boom, die eene lengte van 6—12 m. en een ouderdom van 700 jaren bereiken kan. Uit Azië afstammend komt O. thans voor in de landen aan de Middellandsche Zee en verder in Z.-Afrika, Amerika en Australië, in talrijke variëteiten. De groene onrijpe vrucht wordt, in pekel ingemaakt, als toespijs bij vleeschspijzen gebruikt en uit de gele rijpe vruchten de olijf-, sla- of boomolie gewonnen. Het hout kan fijn gepolijst worden en vertoont op groengelen ondergrond zwarte wolkachtige vlekken. O. americana Mchx. = Osmanthus americanus G r a y levert eetbare vruchten en een hard hout, devilwood of duivelshout.
O. laurifolia Lam. en O. capensis L. leveren het zwart ijzerhout of Kaaplandsch ebbenhout. De zeer welriekende bloemen van O. fragrans T h u n b g. = Osmanthus fragrans L o u r. worden met de CMneesche theebladeren gemengd.