koning van Mercië, 757—796, overwon de Britten en richtte, om zijn staten tegen verdere invallen te vrijwaren, een muur op van den mond van de Wye tot dien van de Dee. Zijn streven was om geheel Engeland aan zijn invloed te onderwerpen; hij stichtte een aartsbisschoppelijken zetel te Lichfield als tegenhanger tot dien van Canterbury, maakte zich meester van Kent en sloot een verdrag met Karel den Groote, het eerste dat tusschen een Engelsch vorst met een vreemde mogendheid aangegaan werd.
O. verwierf ook vermaardheid als wetgever; hij verzamelde de wetten der Merciërs tot een wetboek dat zijn naam erlangde.