muz., nachtstuk, van oorsprong de hulde, die in zuidelijke landen, vooral Spanje en Italië, de schoone door haar aanbidder werd gebracht. Oorspronkelijk was het een gezang met' begeleiding van mandoline of gitaar.
Zonder gezang een zoet vloeiende melodie van melancholiek caracter. (Vergelijk N. in Mozart’s „Don Juan” en in diens „Entführung aus dem Serail”.) Ooncerteerende N. heeft men van Spohr en Winter (van den laatste onder den titel Serenaden).Als kunstvorm bestaat de N. uit een enkel stuk (Satze), gewoonlijk in 6/8 maat. De N. voor piano van Field en Chopin zijn wereldberoemd. Van de N. door onze landgenooten gecomponeerd, mag die in Es-dur van Joh. Brugman genoemd worden (Hofmeister, Lpz.), die daarenboven tot de gemakkelijke pianomuziek behoort.
