(Lanius L.) behoort, onder de zangvogels, tot de familie der Klauwierachti'gen. De vertegenwoordigers van dit geslacht zijn sterk gebouwd, hebben een haakvormig gekromden, sterk getanden snavel die aan de basis met borstelhaar is bezet, en op den snavel van roofvogels gelijkt; de pooten zijn groot en met scherpe klauwen gewapend.
Het zijn slechte vliegers, wier lange breede staart eenigszins aan de ekster herinnert, gelijk de namen voor den grooten N. (Lanius excuhator L.) aanduidt: Klapekster, Hangekster, Moordekster. De vogels van deze familie vormen den overgang tusschen de zangvogels en de roofvogels; zij maken jacht op insekten, maar ook op vogels en kleinere zoogdieren. Een buitengewone eigenaardigheid hebben zij in het behandelen hunner prooi: deze namelijk steken zij aan doornen als aan een spit, en eten ze daar rustig af.