Gepubliceerd op 23-02-2021

Musa

betekenis & definitie

L., banaan, pisang, plantengeslacht van de familie der Scitamineeën, met een 20-tal soorten, allen inheemsch in de tropen der oude wereld; het zijn kruidachtige, overblijvende, op palmen gelijkende planten; de stam bestaat uit vast in elkander gerolde scheeden van afgestorven bladen, en laat zich in groote stukken af schilferen; aan den top van den stam is een kroon van reusachtige, gaafrandige bladen, waartussehen lange overhangende of rechtopstaande bloemkolven te voorschijn komen, die deels vruchtbare, deels onvruchtbare en enkel mannelijke bloemen dragen. Onder de soorten der M. worden de M. paradIsiaca L. en de M. sapientium gekweekt; van deze zijn de komkommerachtige vruchten onder den naam bananen of pisang (zie ald.) bekend.

De vruchten der gekweekte soorten bevatten geen zaden. Bij deze soorten, waarvan door den tijd een menigte verscheidenheden ontstaan zijn, sterft de bovenaardsche stengel na het bloeien af. Daarna komen nieuwe scheuten te voorschijn, die binnen weinige maanden ook weer vruchten geven. Een enkele pisang kan jaarlijks 100—150 pond vruchten leveren. Overigens dienen de bladen der M. tot tafellakens, borden, zonneschermen enz., terwijl de vezels van de bladen en stengels tot touw enz. verwerkt worden. De M.

Ensete Gm. vindt men ook op hiëroglypen af geheeld; van deze wordt het merg gegeten. De M. Cavendishii Paxt. uit China, onderscheidt zich door hare kleinte. Zie ook Abaca.

< >